In het kort komen de arresten van 6 juni 2024 op het volgende neer;
1.            het forfaitair rendement m.b.t. banktegoeden is gerechtvaardigd, omdat kan worden aangenomen dat het in de regel het werkelijk rendement op die tegoeden benadert;
2.            het bovenstaande geldt niet voor het forfaitair rendement dat geldt voor overige bezittingen (zijnde onroerende zaken, effecten, vorderingen, etc.) en de schulden in box 3;
3.            Rechtsherstel moet plaatsvinden, indien er sprake is van overige bezittingen en wanneer het werkelijk rendement daarover lager ligt dan het forfaitaire rendement;
4.            Bij de vaststelling van het werkelijk rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van de banktegoeden) worden betrokken, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen (van € 57.000 per persoon in 2023);
5.            Onder het werkelijk rendement vallen zowel de voordelen (rente, dividend en huur) alsmede de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van de vermogensbestanddelen; 
6.            Het gaat daarbij om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie;
7.            Ter bepaling van het werkelijk rendement mogen kosten niet in mindering worden gebracht, maar wel de rente van de schulden die tot box 3 behoren;
8.            De bewijslast dat er sprake is van een lager daadwerkelijk rendement ligt bij de belastingplichtige;
9.            Er hoeft door de Belastingdienst alleen rente over een teruggave box 3 te worden vergoed, indien het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3, aldus de Hoge Raad (dat komt bijna nooit voor).

Hoe nu verder?

De vraag is hoe nu verder. Het Ministerie van Financiën heeft aangegeven de arresten te bestuderen, waar ze zo’n 8 weken voor nodig hebben. Wij verwachten dat de Belastingdienst op korte termijn een geautomatiseerd proces gaat inrichten, met bijbehorende online formulieren, waarin belastingplichtigen en hun financiële dienstverleners het werkelijk rendement kunnen aangeven als dat afwijkt van het forfaitair rendement. Ook de koepelorganisaties, waaronder de NBA, zijn bezig met de ontwikkeling van een werkprogramma om de opgaaf en berekening van het werkelijk rendement te faciliteren. 

Belangrijk is dat het werkelijk rendement in box 3 goed kan worden onderbouwd. Als actiepunt is het een goed idee om binnenkort de aangiftecliënten die het betreft erop te wijzen de relevante documenten daarvoor te verzamelen en te archiveren. Het doel daarvan is dat de accountant (later) van complete en overzichtelijke informatie wordt voorzien om het herstelproces zo soepel mogelijk te laten verlopen. Zo wordt ook sneller duidelijk wie in aanmerking komt voor rechtsherstel en wie niet. 

Belangrijk is daarbij om tevens inzichtelijk te krijgen voor welke jaren recht bestaat op rechtsherstel. Dit kan al spelen vanaf het jaar 2017 als voor dat jaar een aanslag is opgelegd, waarvoor het bezwaar nog loopt. Voor de zogenaamde box 3 beleggers zijn er (uitzonderingen daargelaten) vanaf 2021 geen definitieve aanslagen meer opgelegd; dit betekent dat voor deze groep het belangrijk is om in ieder geval de relevante documenten van de jaren 2021 t/m 2023 te verzamelen/archiveren, wat natuurlijk alleen zin heeft als het (verwachte) werkelijk rendement lager uitkomt dan het geldende forfait voor dat jaar. 

Mogelijk komen ook de jaren 2017 t/m 2020 nog voor rechtsherstel in aanmerking, ook als niet tijdig of geen bezwaar is gemaakt; daarvoor loopt nog een massaal bezwaar plus procedure waarover de Hoge Raad in een later stadium nog uitspraak gaat doen. Het is dus goed dat belastingplichtigen documenten over het werkelijk rendement over deze periode nog niet weggooien, want wellicht komen die later nog van pas als ook aan deze groep rechtsherstel moet worden verleend. 

Tevens is het raadzaam om in bepaalde gevallen tijdig bezwaar aan te tekenen tegen een definitieve aanslag inkomstenbelasting. Het ligt wel voor de hand dat er op dit punt toezeggingen of besluiten komen vanuit het Ministerie, zodat het massaal indienen van bezwaarschriften niet nodig is.