FAQ's NOW - Concernbegrip
Onderstaand vindt u de FAQ's met betrekking tot het concernbegrip in de NOW-regeling. De FAQ's zijn ook in één pdf-bestand beschikbaar.
- Label
- FAQ's en helpdesk
- Laatst gewijzigd
- 07-03-2024
- Tags
- -
Download pdf-bestand FAQ's
Laatste update pdf-bestand
- 1 maart 2023 (11:53 uur), update FAQ 27a
- overzicht alle updates pdf-bestand
NB Updates worden ook verwerkt in de afzonderlijke FAQ's.
Toelichting symbolen
De NBA heeft deze FAQ's met het ministerie van SZW afgestemd en het ministerie gevraagd om de vragen gemarkeerd met dit symbool ook op de website van het ministerie op te nemen omdat ze een relevante standpuntbepaling of interpretatie bevatten. Indien beschikbaar treft u bij deze vragen een link naar de website van het ministerie van SZW naar de betreffende tekst.
Deze FAQ betreft enkel situaties waarbij artikel 6a wordt toegepast.
NB In de FAQ’s worden meerdere gelijksoortige termen gehanteerd: entiteiten, ondernemingen, werkmaatschappijen en dergelijke die een gelijksoortige betekenis hebben. Hier wordt steeds een vennootschap of rechtspersoon bedoeld.
De FAQ's betreffen NOW 1.0, tenzij anders vermeld.
FAQ's
Hoofdregel
Indien de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt uitgegaan van de omzetdaling van de groep zoals deze op 1 maart 2020 bestond.
Indien de rechtspersoon een dochtermaatschappij is van een ander (zoals bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) worden de dochtermaatschappij en de rechtspersoon voor de werking van deze regeling behandeld als waren zij een groep.
Voor de bepaling van de omzetdaling worden vervolgens de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen in aanmerking genomen, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met SV-loon in Nederland.
Uitzondering op werkmaatschappijniveau
Per 1 mei jl. is artikel 6a toegevoegd aan de regeling. De werkgever die deel uitmaakt van een groep, kan subsidie worden verstrekt waarbij de omzetdaling wordt bepaald op basis van de omzetdaling van die rechtspersoon of vennootschap afzonderlijk (=werkmaatschappij- of subgroepniveau), indien aan de voorwaarden is voldaan. Deze zijn samengevat:
- de rechtspersoon of vennootschap heeft geen bedrijfsmatige activiteiten die voor meer dan de helft bestaan uit het binnen de groep ter beschikking stellen van arbeidskrachten (i.c. loon-bv’s);
- de rechtspersoon of vennootschap handelt in overeenstemming met overeenkomst met de OR of vertegenwoordiging werknemers;
- (De aandeelhouders van) het groepshoofd/moedermaatschappij, verklaren voorafgaand aan de aanvraag dat over 2020 geen dividend aan aandeelhouders zal worden uitgekeerd of eigen aandelen zullen worden ingekocht door de rechtspersonen binnen de groep tot en met de datum van de vergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld in 2021.
- (De aandeelhouders van) het groepshoofd/moedermaatschappij, verklaren voorafgaand aan de aanvraag dat over 2020 geen bonussen en/of winstdelingen aan de Raad van Bestuur en/of aan de directie van het concern van de rechtspersoon of vennootschap, zal worden uitgekeerd, door de rechtspersonen binnen de groep.
- de andere rechtspersonen of vennootschappen binnen een groep als bedoeld in artikel 6, vierde lid, voeren geen opdrachten of projecten uit die ten koste kunnen gaan van de afzonderlijke rechtspersoon of vennootschap waarvoor de omzetdaling wordt bepaald;
- de omzetdaling van de groep, bedoeld in artikel 6, vierde lid, bedraagt minder dan 20%, in de periode, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c.
- Indien werknemers van de rechtspersoon of vennootschap, waarvan de omzet wordt vastgesteld, in de subsidieperiode werkzaamheden verrichten bij een andere rechtspersoon of vennootschap, wordt de omzet van de rechtspersoon naar boven bijgesteld. Voor de berekening van de verhoging wordt de omzet over 2019 afgezet tegen de loonkosten over 2019. Deze verdeling wordt toegepast op de loonkosten zoals deze zijn ingezet bij de andere rechtspersoon of vennootschap en toegerekend aan de omzet over de periode, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 1
Is het juist dat de regeling ziet op elke groep, ongeacht of het groepshoofd binnen of buiten Nederland is gevestigd? Met andere woorden, daarmee zijn ‘zusterbedrijven’, via een eventueel buitenlands groepshoofd, ook onderdeel van dezelfde groep.
Antwoord
Ja, de regeling moet zo uitgelegd worden dat ook een buitenlands groepshoofd meetelt voor de bepaling of sprake is van een groep. Voor de bepaling van de omzetdaling van de ‘NOW-groep’ worden vervolgens echter alleen de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen van die groep in aanmerking genomen in de berekening, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met SV-loon in Nederland.
Op rijksoverheid.nl staat een faq voor de artikelen 6 en 6a: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/overzicht-financiele-regelingen/now/now-aanvragen.
Voor artikel 6:
In de basis geldt het volgende: Als u onderdeel van een concern bent dan moet u de omzetdaling van de groep van rechtspersonen of natuurlijke personen als geheel opgeven om te bepalen of u in aanmerking komt voor de NOW. Dit is de hoofdregel.
De werkgevers in de groep moeten dus hetzelfde percentage verwachte omzetdaling en dezelfde meetperiode kiezen.
U moet wel per loonheffingennummer een aanvraag doen. Zorg dus dat u binnen de groep of de verbonden rechtspersonen hier vooraf een goede keuze in maakt.
Voor het begrip groep is niet relevant of hier sprake is van een Nederlandse of van een internationale groep.
Voor de bepaling van de omzetdaling van de ‘NOW-groep’ worden vervolgens alleen de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen van die groep in aanmerking genomen in de berekening, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met SV-loon in Nederland.
Voor 6a kan worden toegevoegd:
Concerns waarvan de werkmaatschappij een beroep doet op de regeling, moeten voorafgaand aan de aanvraag verklaren over 2020 geen dividend of bonussen uit te keren of eigen aandelen terug te kopen tot aan en inclusief de datum van de aandeelhoudersvergadering waarin de jaarrekening over 2020 wordt vastgesteld. Deze verklaring moet in de administratie worden bewaard. Hiervoor is het niet relevant of er sprake is van een Nederlandse of buitenlandse groepshoofd.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 2
Hoe wordt het begrip groep gedefinieerd?
Antwoord
Groepsmaatschappijen worden omschreven als rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden. Uit de wet kunnen twee elementen worden afgeleid:
a. Economische eenheid;
b. Organisatorische verbondenheid.
Uit de wetsgeschiedenis kan verder worden afgeleid dat ook het element centrale leiding essentieel is. Een groep wordt door centrale leiding bestuurd, zodanig dat de beleidsbepalende maatschappij (de moedermaatschappij) voor de beleidsafhankelijke groepsmaatschappijen een centraal beleid bepaalt, deze oplegt, de uitvoering daarvan controleert en indien noodzakelijk bijstuurt. (art. 24b BW2).
Aan een groep (art. 24b BW2) wordt de constructie van de moeder-dochtermaatschappij (art. 24a BW2) gelijkgesteld voor de bepaling van de omzetdaling. Deze worden daarmee tevens behandeld als waren zij een groep. Moeder-dochtermaatschappijen kunnen zich ook vertakken en kleindochters, achterkleindochters e.d. bevatten.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 3
Op welke wijze dient er een geconsolideerde berekening te worden gemaakt om de omzetdaling van een groep op grond van artikel 6 te bepalen, rekening houdend met:
- buitenlandse groepsmaatschappijen; en
- intercompany omzet
Antwoord
Als de onderneming buitenlandse dochters heeft zonder Nederlands SV-loon, dan moet de omzet van deze buitenlandse dochters niet mee worden genomen voor berekening van de omzetdaling van de groep.
Er moet een pro-forma NOW-consolidatie van de omzet worden gemaakt van die entiteiten die relevant zijn voor het deel van het concern dat voor deze regeling relevant is; dus
- alle Nederlandse entiteiten;
- alle buitenlandse entiteiten met SV-loon in Nederland, maar exclusief alle overige buitenlandse entiteiten.
Intercompany omzet tussen entiteiten die onder het concern vallen voor de toepassing van de regeling onderling moet worden geëlimineerd.
Intercompany omzet uit leveringen aan groepsmaatschappijen die buiten het concernbegrip voor deze regeling vallen (bijvoorbeeld leveringen aan buitenlandse entiteiten zonder Nederlands SV-loon) tellen wel mee bij de omzetbepaling van de regeling.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 4
Op welk niveau moet de regeling worden toegepast? Is dit op het hoogste niveau (concern), per subgroep, per vennootschap of per loonheffingsplichtige?
Antwoord
De regeling wordt op concernniveau toegepast, tenzij de aanvraag wordt ingediend op grond van artikel 6a. In dat geval wordt de regeling toegepast op werkmaatschappijniveau of subgroepniveau.
De omzetdaling zoals die voor het gehele concern geldt moet worden opgegeven per aanvraag. De omzetdaling, bij toepassing van artikel 6, is dus bij elke aanvraag binnen het concern hetzelfde.
Binnen een concern kunnen meerdere loonheffingsnummers actief zijn. Om voor de gehele loonsom in aanmerking te komen, zal per loonheffingsnummer waarvoor een aangifte wordt verricht (en dus ook per sub-nummer) een subsidieaanvraag moeten worden ingediend.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 5 is vervallen.
FAQ 6
In de regeling is opgenomen dat het groepshoofd voorafgaand aan de aanvraag van de NOW-regeling moet verklaren dat over 2020 geen dividenden aan aandeelhouders of bonussen aan de Raad van Bestuur en directie van het concern en de rechtspersoon of vennootschap voor waarop dit artikel wordt toegepast, wordt uitgekeerd.
Hoe wordt het groepshoofd gedefinieerd onder de afwijkingsmogelijkheid van artikel 6a en welk orgaan moet dit verklaren?
a) Ten aanzien van het dividend aan aandeelhouders
b) Ten aanzien van de bonussen aan de Raad van Bestuur
c) Ten aanzien van de bonussen aan de directie
Antwoord
Het groepshoofd wordt in alle gevallen gedefinieerd als de rechtspersoon die de centrale leiding heeft over de groep en het beleid van de groep kan bepalen.
In ieder geval de individuele werkmaatschappij en het hoogste groepshoofd moeten deze verklaringen gaan afleggen.
Dat kan dus ook een buitenlandse moedermaatschappij zijn als dat het hoogste groepshoofd is. Dit dient dan te gebeuren door degenen in de groepshoofd die beslissingsbevoegd zijn. Dit is meestal het bestuur of de directie gevormd door de Raad van Bestuur.
Door de aandeelhouders moet een dergelijke beslissing later natuurlijk worden ingestemd in de jaarvergadering 2021. Indien de aandeelhoudersvergadering besluit het bestuur te verplichten om dividend uit te keren, zal niet aan de voorwaarde zijn voldaan.
Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, dan bestaat er geen recht op de subsidie, wordt deze op nihil gesteld en wordt achteraf het voorschot teruggevorderd.
Dit is in de toelichting toegelicht: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-25372.html
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 7
Komen stichtingen in aanmerking voor de NOW-regeling?
Antwoord
Ja. De NOW-regeling geldt ook voor maatschappelijke instellingen (stichtingen, niet-gouvernementele organisaties). Het maakt hierbij geen verschil of de stichtingen winst maken of beogen, dan wel een not-for-profit doelstelling hebben.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 8
Hoe moet de omzetdaling bepaald worden als de onderneming wordt gehouden door een meerderheidsaandeelhouder, bijvoorbeeld een participatiemaatschappij?
Antwoord
Als zij onderdeel zijn van een concern of moeder-dochterrelatie, dan moet de omzetdaling gezamenlijk bepaald worden.
Of door private equity / een participatiemaatschappij gehouden investeringen zelfstandig of gezamenlijk de omzetdaling moet worden bepaald is afhankelijk van de relatie.
Indien een participatiemaatschappij meerderheidsaandeelhouder is, is het afhankelijk of een participatiemaatschappij de meerderheid van de stemrechten heeft in de AV, of de meerderheid van bestuurders en commissarissen kan benoemen.
In die gevallen is er sprake van een moeder-dochterrelatie als bedoeld in artikel 2:24a BW.
In dat geval dient de omzet wel gezamenlijk te worden bepaald. Deze moeder-dochterrelaties worden gelijkgesteld met een groep in de regeling. Ingeval van meerdere moeder-dochterrelaties, moeten zij gezamenlijk worden behandeld als ware zij een groep. Als er sprake is van bijvoorbeeld één moeder met twee dochterondernemingen, moeten zij gedrieën worden behandeld als ware zij een groep.
In de kamerbrief van het ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid 'Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket' van 7 september 2020 is op de derde pagina aangekondigd dat het ministerie voornemens is “het mogelijk te maken dat bedrijven die een NOW-subsidie hebben aangevraagd bij de aanvraag tot subsidievaststelling kunnen verzoeken de subsidie op werkmaatschappij niveau vast te stellen. De subsidie zal in dat geval op werkmaatschappijniveau worden vastgesteld. Voorwaarde blijft wel dat de groep waarvan ze deel uitmaken als geheel geen 20% omzetverlies heeft. Is dat wel het geval dan kan een vaststellingsaanvraag niet worden ingediend.”
In de kamerbrief van 28 september wordt hier specifiek nader op ingegaan, gezien de praktische aspecten die hierbij spelen.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Update: 10 juni 2020 (12:35 uur)
Update: 9 september 2020 (08:06 uur)
Update: 30 september 2020 (12:39 uur)
FAQ 9
Moeten door publiekrechtelijke rechtspersonen (de overheid, provincies, waterschappen en gemeentes) gehouden entiteiten de omzetdaling zelfstandig voor hun groep bepalen of tezamen met de andere participaties waarin door deze publiekrechtelijke rechtspersonen als aandeelhouder wordt deelgenomen?
Antwoord
In artikel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de artikelen 24a en 24b niet gelden voor publiekrechtelijke lichamen zoals gemeenten en ministeries. De door deze publiekrechtelijke rechtspersonen gehouden entiteiten moeten derhalve voor de NOW-subsidie zelfstandig de omzetdaling voor hun groep bepalen.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Update: 13 januari 2020 (14:20 uur)
FAQ 10
Hoe dient een onderneming de omzet te bepalen, indien gebruik wordt gemaakt van de tussenhoudstervrijstelling van artikel 408?
Antwoord
Het concern wordt bepaald ongeacht of er op dat niveau wel of niet een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld.
In punt 5 van de toelichting op de NOW-regeling wordt gesteld dat, indien er sprake is van een grotere samenstelling van rechtspersonen of natuurlijke personen, zoals een concern, dit de basis is voor de subsidie van de omzetdaling van de gehele groep.
Voor concerns met Nederlandse en buitenlandse dochters geldt dat zij niet de omzetdaling moeten meetellen van de buitenlandse rechtspersonen in de groep die geen Nederlands SV-loon hebben.
Deze vereiste staat los van de vraag of voor jaarrekeningdoeleinden door een Nederlandse tussenholding gebruik is gemaakt van een vrijstelling voor het opmaken van een geconsolideerde jaarrekening.
De onderneming moet in dit geval een pro-forma NOW-geconsolideerde omzet(daling) bepalen.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 11
Bedoelt de minister dat ook via natuurlijke personen een groepsrelatie kan ontstaan en dat in dat soort situaties de zustermaatschappijen, vallend onder dezelfde natuurlijke persoon, bij elkaar op moeten worden geteld voor de bepaling van de omzetdaling?
Met andere woorden, moet de centrale leiding op natuurlijk persoonsniveau meegewogen worden?
Antwoord
Ja, er zal bij de nevengeschikte zustermaatschappijen een groepsrelatie bestaan als sprake is van een centrale leiding, waarbij economische eenheid en organisatorische verbondenheid aanwezig is. Er kan sprake zijn van deze centrale leiding door de natuurlijke persoon zelf of door de ene rechtspersoon over de andere rechtspersoon. Als van deze situatie sprake is dient de omzetdaling bepaald te worden voor deze rechtspersonen gezamenlijk.
Voor een nadere duiding van deze FAQ door de NBA verwijzen wij naar FAQ 11a.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Laatste update: 30 maart 2021 (13:33 uur)
FAQ 11a
Algemene uitgangspunten
Onder de NOW wordt voor de bepaling van de omzetdaling uitgegaan van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die als werkgever een aanvraag indient (art. 6, lid 4 NOW1). Indien de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep, wordt in afwijking van die hoofdregel de omzetdaling van de groep bepaald (art. 6, lid 5 NOW1). Deze FAQ ziet op de uitleg van het groepsbegrip in de NOW.
In de NOW wordt voor het groepsbegrip aangesloten bij artikel 2:24b BW. In aanvulling daarop is in de NOW bepaald dat moeder-dochterverhoudingen als bedoeld in artikel 2:24a BW worden behandeld als waren zij een groep. Dat betekent dat onder de NOW als groep worden aangemerkt:
- een rechtspersoon met dochtermaatschappij(en) (artikel 2:24a BW);
- een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden (artikel 2:24b BW).
Ad 1 – Rechtspersonen met dochtermaatschappijen (artikel 2:24a BW)
Van een moeder-dochterverhouding is sprake indien voldaan is aan artikel 2:24a BW (vereenvoudigd weergegeven):
- Een rechtspersoon of een of meer van haar dochtermaatschappijen (hierna aangeduid als direct of indirect) kan meer dan de helft van de stemrechten uitoefenen in de algemene vergadering van een andere rechtspersoon;
- Een rechtspersoon is direct of indirect lid of aandeelhouder van een andere rechtspersoon en kan meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen benoemen of ontslaan;
- Een rechtspersoon is direct of indirect volledig aansprakelijk vennoot, zoals een beherend vennoot in een VOF of CV.
Bij moeder-dochterrelaties geldt een aantal uitgangspunten:
- De moeder is op grond van artikel 2:24a BW altijd een rechtspersoon, een VOF of CV is geen rechtspersoon en kan dus geen moeder zijn;
- De dochter kan een rechtspersoon zijn maar ook een VOF of CV;
- Een rechtspersoon kan ook indirecte dochtermaatschappijen (bijv. kleindochters) hebben;
- Een rechtspersoon die beherend vennoot is in een VOF of CV kan ook vanwege de zeggenschapsverhoudingen in de VOF of CV een dochtermaatschappij in een door de VOF of CV gehouden rechtspersoon hebben;
- Een stichting kangeen dochtermaatschappij zijn omdat de rechtspersoon geen aandeelhouder of lid kan zijn in een stichting;
- Een maatschap kan geen dochtermaatschappij zijn;
- Het uitoefenen van stemrechten kan ook via stemovereenkomst geschieden.
Ad 2 – Rechtspersonen en vennootschappen die in een economische eenheid organisatorisch zijn verbonden (artikel 2:24b BW)
Van een groepsmaatschappij is sprake als rechtspersonen en vennootschappen met elkaar in een groep zijn verbonden. Hiertoe moet beoordeeld worden of er sprake is van:
- Centrale leiding;
- Economische eenheid; en
- Organisatorische verbondenheid
Als aan deze drie cumulatieve criteria is voldaan, vormen de rechtspersonen en vennootschappen een groep in de zin van artikel 2:24b BW en dient de omzetdaling bepaald te worden voor deze rechtspersonen en vennootschappen gezamenlijk, zijnde de NOW-groep.
Blijkens nadere toelichting van het ministerie van SZW betrekken de NOW-regelingen bij de vraag of sprake is van een NOW-groep ook natuurlijke personen ter voorkoming van strategisch gedrag. Dit betekent dat ook via natuurlijke personen een groepsrelatie kan ontstaan en dat in dat soort situaties de zustermaatschappijen, vallend onder dezelfde natuurlijke persoon, bij elkaar op moeten worden geteld voor de bepaling van de omzetdaling.
Onder het NOW-concern vallen in beginsel alle entiteiten (ook ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals een eenmanszaak en een personenvennootschap) die omzet genereren en/of waar de werknemers in dienst zijn. Volgens de toelichting van het ministerie van SZW is van een NOW-groep sprake zodra door één rechtspersoon of natuurlijk persoon doorslaggevende zeggenschap, bijvoorbeeld via aandelen, wordt uitgeoefend over verschillende vennootschappen en daarbij tussen die vennootschappen sprake is van een economische eenheid en een organisatorische verbondenheid in de zin van artikel 2:24b BW. In de casusposities die verderop zijn opgenomen is volgens het ministerie van SZW sprake van een NOW-groep, zodat naar de omzetdaling op het niveau van de groep moet worden gekeken.
Gelet op deze toelichting dient steeds te worden vastgesteld of via een aandeelhouder (natuurlijk persoon of rechtspersoon) sprake is van een NOW-groep in de zin van artikel 2:24b BW.
De beoordeling of sprake is van een groep zal derhalve van geval tot geval moeten plaatsvinden.
Hieronder volgt een aantal gesimplificeerde casusposities waarbij voor de beoordeling of sprake is van een NOW-concern steeds beoordeeld zal moeten worden of sprake is van:
- Een moeder-dochterrelatie in de zin van artikel 2: 24a BW, en/of
- Een groep in de zin van artikel 2:24b BW.
Een natuurlijke persoon P houdt 100% van de aandelen in groep A via BV A en 100% van de aandelen in groep B via BV B. Natuurlijk persoon P oefent centrale leiding uit op groep A en groep B. Beoordeeld zal moeten worden of tussen groep A en groep B sprake is van een economische eenheid en organisatorische verbondenheid. Indien daarvan sprake is dan is er sprake van een groep conform artikel 2:24b BW en daarmee van een NOW-concern.
Zoals hierboven gesteld geldt dat het ministerie heeft toegelicht dat voor de NOW ook via natuurlijk persoon P sprake kan zijn van een NOW-concern indien aan de criteria van artikel 2:24b BW is voldaan en dat in die situatie de omzet van groep A en de omzet van groep B voor NOW-doeleinden bij elkaar moet worden geteld.
Het maakt hierbij geen verschil of natuurlijk persoon P de Nederlandse nationaliteit heeft of een niet-Nederlandse nationaliteit. Voor de volledigheid wordt vermeld dat natuurlijk persoon P in deze casus zelf geen deel uitmaakt van het NOW-concern omdat natuurlijk persoon P geen andere “ondernemingsactiviteiten” ontplooit. Dit is in het volgende voorbeeld anders.
Een natuurlijke persoon P houdt 100% van de aandelen in BV A en heeft daarnaast een eenmanszaak. Tussen natuurlijk persoon P, BV A en de eenmanszaak bestaat centrale leiding via natuurlijk persoon P. Beoordeeld zal moeten worden of tussen BV A en de eenmanszaak sprake is van een economische eenheid en organisatorische verbondenheid. Indien daarvan sprake is dan is er sprake van een groep conform artikel 2:24b BW en daarmee van een NOW-concern.
Zoals hierboven gesteld geldt dat het ministerie heeft toegelicht dat ook via natuurlijk persoon P sprake kan zijn van een NOW-concern indien aan de criteria van artikel 2: 24b BW is voldaan en dat in die situatie de omzet van BV A en de omzet van de eenmanszaak voor NOW-doeleinden bij elkaar moet worden geteld.
Het maakt hierbij geen verschil of natuurlijk persoon P de Nederlandse nationaliteit heeft of een niet-Nederlandse nationaliteit.
Een echtpaar heeft samen een VOF met eigen activiteiten. Tevens houden zij via de VOF 100% van de aandelen in een BV. In zijn algemeenheid kan worden aangenomen (vergelijk RJ 900.7) dat een echtpaar gelijk gesteld wordt met één natuurlijk persoon.
Vervolgens moet ten aanzien van het vaststellen van de NOW-concern dezelfde beoordeling worden gedaan als onder voorbeeld 1 en voorbeeld 2. Een VOF kan geen moedermaatschappij zijn. Dus moet beoordeeld worden of sprake is van een groep in de zin van artikel 2:24b BW. Ervan uitgaande dat het echtpaar de centrale leiding via de VOF in de BV uitoefent, moet vervolgens beoordeeld worden of tussen BV en de VOF sprake is van een economische eenheid en organisatorische verbondenheid. Indien daarvan sprake is dan is er sprake van een groep conform artikel 2:24b BW en daarmee van een NOW-concern.
Drie broers hebben ieder via hun eigen BV samen een VOF. De VOF houdt 100% van de aandelen in een BV. In het algemeen zullen drie broers niet gelijk gesteld worden met één natuurlijk persoon. De broers hebben gelijke zeggenschap in de VOF. Alhoewel de VOF wel dochtermaatschappij is van de BV’s van de broers, is vanwege het ontbreken van een doorslaggevende zeggenschap van een van de broers in de VOF en daarmee in de BV geen sprake van een NOW-concern dat alle BV's omvat.
BV A heeft een VOF samen met BV B. Stem- en economische verhouding conform het vennootschapscontract is 50%-50% in de VOF en besluiten in de VOF worden met meerderheid van stemmen genomen.
De VOF houdt 100% van de aandelen in BV XYZ. De VOF heeft geen eigen activiteiten.
Alhoewel de VOF op grond van artikel 24a lid 2 BW gelijkgesteld wordt met een dochtermaatschappij en de VOF daarmee zowel voor BV A als voor BV B aangemerkt moet worden als dochtermaatschappij (want zowel BV A als BV zijn als beherend vennoot volledig aansprakelijk voor de schulden van de VOF) houdt BV A feitelijk via de VOF slechts 50% van de stemrechten in BV XYZ Omdat BV A of BV B via de VOF geen beslissende zeggenschap heeft in BV XYZ is er geen sprake van een moeder-dochterverhouding tussen BV A en BV XYZ dan wel tussen BV B en BV XYZ.
Omdat de VOF als dochtermaatschappij wordt aangemerkt voor zowel BV A als BV B, is de VOF onderdeel van zowel het NOW-concern van BV A als het NOW-concern van BV B. BV XYZ maakt geen deel uit van het NOW-concern van BV A of BV B vanwege het ontbreken van beslissende zeggenschap van zowel BV A als BV B.
BV A heeft een VOF samen met BV B. Zij zijn beide beherende vennoten en daarmee hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de VOF. Stem- en economische verhouding is 80%-20% in de VOF (respectievelijk BV A en BV B); en besluiten in VOF worden met meerderheid van stemmen genomen.
De VOF houdt 100% van de aandelen in BV XYZ. De VOF heeft geen eigen activiteiten.
De VOF moet op grond van artikel 24a lid 2 BW gelijkgesteld worden met een dochtermaatschappij en de VOF wordt daarmee zowel voor BV A als voor BV B aangemerkt als dochtermaatschappij. Feitelijk houdt BV A (via de VOF) 80% van de stemrechten in BV XYZ; BV A heeft daarmee beslissende zeggenschap in BV XYZ en daarom is BV XYZ een dochtermaatschappij van BV A. BV XYZ, VOF en BV A vormen samen een NOW-concern.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat BV B en VOF ook samen een NOW-concern vormen omdat VOF op grond van artikel 24a lid 2 BW gelijkgesteld wordt met een dochtermaatschappij en de VOF daarmee ook voor BV B aangemerkt wordt als dochtermaatschappij.
Er is sprake van een structuur waarbij meerdere BV’s participeren in een maatschap. Vormen de maatschap en de BV’s een NOW-concern voor de bepaling van de omzetdaling of dient de omzetdaling van de individuele BV’s en de maatschap separaat in aanmerking te worden genomen?
Een maatschap wordt niet gelijkgesteld met een dochtermaatschappij. Daarom moet beoordeeld worden of tussen BV A, BV B en BV C sprake is van groep in de zin van artikel 2:24b BW. Beoordeeld zal moeten worden of sprake is van centrale leiding, economische eenheid en organisatorische verbondenheid. Indien daarvan sprake is dan kan sprake zijn van een NOW-concern bestaande uit BV A, BV B, BV C en de maatschap. Omdat bij een maatschap veelal geen van de maten de centrale leiding kan uitoefenen in de maatschap, zal veelal geen sprake zijn van een groep bestaande uit BV A, BV B, BV C en de maatschap.
Als BV A, BV B en BV C onder centrale leiding van één natuurlijk persoon zouden staan dan zou er wel sprake kunnen zijn van een centrale leiding via de natuurlijk persoon. Vervolgens zal nog moeten worden beoordeeld of tussen BV A, BV B, BV C en de maatschap sprake is van economische eenheid en organisatorische verbondenheid.
Geplaatst: 30 maart 2021 (13:33 uur)
Herziene versie: 3 december 2021 (13:30 uur)
FAQ 12
Maken joint ventures en minderheidsbelangen deel uit van een NOW-groep?
Antwoord
Nee, joint-ventures en minderheidsbelangen worden over het algemeen niet als groepsmaatschappij gekwalificeerd omdat niet aan het criterium van beslissende zeggenschap wordt voldaan.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of betreffende belangen op grond van art. 24a BW2 kwalificeren als een dochtermaatschappij. Dit zal voor minderheidsbelangen over het algemeen niet van toepassing zijn. Echter bij joint ventures kan hier wel sprake van zijn.
Hierbij is het afhankelijk of er sprake is van overheersende zeggenschap of dat de andere rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van het betreffende joint venture.
Dit zal voor minderheidsbelangen over het algemeen niet van toepassing zijn. Indien er geen sprake is van een groep telt de omzetdaling van het bedrijf zelfstandig.
Indien de joint venture en/of minderheidsbelang geen onderdeel is van de ‘NOW-groep’, dan betekent dat in het kader van de bepaling van de omzetdaling deze belangen buiten beschouwing gelaten moeten worden. In deze situatie kan de joint venture zelfstandig NOW-subsidie aanvragen, waarbij de omzetdaling wordt bepaald op grond van artikel 6. De joint venture maakt dan geen gebruik van de werkmaatschappijregeling van artikel 6a.
Dit geldt overeenkomstig voor een minderheidsbelang, tenzij deze wel een groepsmaatschappij is van een andere ‘NOW-groep’.
Indien (met name) joint ventures kwalificeren als dochtermaatschappij en daarmee onderdeel zijn van de ‘NOW-groep’ dient de omzetdaling van dit belang meegenomen te worden conform de reguliere bepaling voor groepen (niet-proportioneel).
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 13
Er is sprake van een structuur waarbij een zuivere personal holding de aandelen houdt van de onderliggende werkmaatschappij. Er is geen sprake van een groepsrelatie dus de personal holding maakt voor de reguliere jaarverslaggeving geen geconsolideerde jaarrekening op. De DGA wordt niet verloond vanuit de personal holding en de personal holding factureert geen management fee aan de werkmaatschappij.
Hoe dient de groep te worden bepaald voor toepassing van de NOW-regeling?
Antwoord
Een personal holding beoordeelt in het kader van de jaarverslaggeving of sprake is van een groepsrelatie en of zij aan het hoofd staat van de groep. Als is geconcludeerd dat de personal holding geen geconsolideerde jaarrekening maakt omdat geen sprake is van een groepsrelatie in de zin van 2:24b BW (RJ 217.209) dan zal die conclusie ook gelden voor de NOW-regeling. Artikel 6 lid 4 van de regeling verwijst echter ook naar artikel 2:24a BW.
Hoewel een personal holding, die niet aan het hoofd staat van een groep, de onderliggende werkmaatschappij niet consolideert voor de reguliere jaarverslaggeving, is er wel sprake van een moeder-dochter relatie in de zin van artikel 2:24a. Dit houdt in dat de personal holding wel tot de groep van de onderliggende, aanvragende, rechtspersoon wordt gerekend voor toepassing van de regeling.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 14 is vervallen.
FAQ 15
Hoe moet worden omgegaan met activiteiten die in 2019/2020 binnen het concern zijn gewijzigd, zoals het verplaatsen van activiteiten naar entiteiten die buiten de regeling vallen?
Antwoord
Als u onderdeel van een concern bent dan moet u de omzetdaling van de groep van rechtspersonen of natuurlijke personen als geheel opgeven om te bepalen of u in aanmerking komt voor de NOW. Dit is de hoofdregel. Dit beperkt ook strategisch gedrag binnen het concern. Daarnaast is relevant dat de werkgever dient te handelen in het kader van het doel van de regeling. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat de regeling aangeeft dat uitgegaan dient te worden van de structuur zoals deze per 1 maart 2020 bestond (zie ook FAQ 18-22).
Indien er een aanvraag op het niveau van de werkmaatschappij gedaan moet worden zijn er twee voorwaarden die strategisch gedrag met activiteiten verminderen:
- De andere werkmaatschappijen mogen geen opdrachten of projecten uitvoeren die ten koste gaan van de subsidievragende partij, die dit normaal gesproken zou uitvoeren en die voor de onderdelen binnen de groep of het concern afwijkend zou zijn. Er mogen in of over de meetperiode voor de verwachte omzetbepaling niet op een laat of later moment opdrachten worden omgeboekt van de subsidievragende partij naar een ander onderdeel binnen de werkmaatschappij.
- Als werknemers van de werkmaatschappij in het subsidietijdvak activiteiten ondernemen bij een ander onderdeel, dan dient bij de vaststelling van de subsidie het omzetverlies van de werkmaatschappij te worden verlaagd met de daaruit voortvloeiende (theoretische) omzet. Dit voorkomt dat door schuiven met personeel de loonkosten, die bij andere werkmaatschappijen via die omzet gedekt worden, voor financiering in aanmerking komen. Deze personen zijn immers gewoon aan het werk voor het concern en de omzet en resultaten van die activiteiten komen ook toe aan het concern (en de aandeelhouders).
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 16
Voor groepsstructuren waarbij het internationale hoofdkantoor in Nederland is gevestigd, en de gehele omzet door deze Nederlandse vennootschap loopt (distributeur), met vervolgens Pan-Europese distributie, zal de internationale teruglopende omzet van de buitenlandse dochters een omzetdaling van de Nederlandse distributeur laten zien.
Telt deze omzetdaling dan ook voor de Nederlandse groep, zonder dat er sprake is van Nederlands SV-loon bij deze buitenlandse dochters?
Antwoord
Ja, als de Nederlandse vennootschap optreedt als principaal voor de Europese/Internationale distributie, dan wordt de omzet volledig in Nederland verantwoord, zonder dat de intercompany-omzet aan de dochters wordt geëlimineerd, zolang deze dochters geen Nederlands SV-loon hebben.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 17
Hoe wordt de omzet bepaald voor groepsmaatschappijen, waarbij een verlies van zeggenschap door de Nederlandse moeder is opgetreden gedurende 2019 of 2020 maar die wel deel uitmaken van de (grotere) groep per 1 maart 2020 (bijvoorbeeld door verkoop aan een buitenlandse zustermaatschappij)?
Antwoord
In toelichting 5 van de NOW-regeling wordt gesteld dat indien er sprake is van een grotere samenstelling van rechtspersonen of natuurlijke personen, zoals een concern, dit de basis is voor de omzetdaling van de gehele groep.
Een verlies van zeggenschap in groepsmaatschappijen door de Nederlandse moeder, welke nog steeds voldoen aan de definitie van een groepsmaatschappij op een hoger niveau heeft derhalve geen gevolgen voor de omzetbepaling (cq de omzet van de betreffende groepsmaatschappij wordt zowel voor 2019 als de periode in 2020 volledig meegenomen).
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 18
Antwoord
Van belang is dat op dit punt voor NOW-1 enerzijds en voor NOW-2 en NOW-3 anderzijds verschillende regels gelden.
NOW-1
NOW-1 kent geen specifieke regeling voor de bepaling van de referentieomzet in geval van de verkoop van groepsmaatschappijen vóór 1 maart 2020. Volgens de hoofdregel van NOW-1 is de referentieomzet van de NOW-groep daarom gelijk aan de omzet van de NOW-groep over het kalenderjaar 2019 gedeeld door vier, waarbij de omzet van verkochte groepsmaatschappijen meetelt tot aan de datum van daadwerkelijke afstoting.
Als bijvoorbeeld op 15 juni 2019 en 20 augustus 2019 twee groepsmaatschappijen zijn verkocht door een NOW-groep, dan telt de omzet van de verkochte groepsmaatschappijen in het kader van NOW-1 nog tot 15 juni 2019 resp. tot 20 augustus 2019 mee in de referentieomzet 2019 van de NOW-groep.
NOW-2 en NOW-3
Onder NOW-2 en NOW-3 geldt bij de verkoop van groepsmaatschappijen in de periode tot en met 1 februari 2020 een specifieke regeling voor de bepaling van de referentieomzet. In dergelijke gevallen is de referentieomzet niet de omzet over het kalenderjaar 2019 gedeeld door drie (NOW-2) resp. vier (NOW-3), maar geldt de omzet vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf het moment van afstoten (van het laatste onderdeel of activiteit) tot en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal maanden en vermenigvuldigd met vier (NOW-2) resp. drie (NOW-3).
Als bijvoorbeeld op 15 juni 2019 en 20 augustus 2019 twee groepsmaatschappijen zijn verkocht door een NOW-groep, moet de NOW-groep de referentieomzet 2019 bepalen door de omzet te nemen over de periode vanaf 1 september 2019 tot en met 29 februari 2020 (= 6 maanden), deze vervolgens te delen door zes en daarna te vermenigvuldigen met vier (NOW-2) resp. drie (NOW-3).
NB Dit standpunt wijkt af van eerdere versies van deze FAQ, waarin wij reeds aangaven dat deze FAQ mogelijk na juridisch advies nog zou kunnen wijzigen.
De NBA bespreekt deze FAQ nog in samenhang met FAQ 3.8. Het ministerie van SZW onderschrijft deze juridische uitleg vooralsnog niet.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Herziene versie: 22 september 2021 (10:10 uur)
Laatste update: 3 november 2021 (15:25 uur)
FAQ 19
Hoe wordt de omzet voor de subsidiebepaling bepaald voor groepsmaatschappijen die verkocht zijn na 1 maart 2020?
Antwoord
De omzet van deze groepsmaatschappijen dient te worden meegeteld bij het bepalen van de omzetdaling, zowel in de referentieperiode als de 3-maands meetperiode in 2020.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 20
Hoe moet worden omgegaan met overnames die halverwege 2019 of begin 2020 hebben plaatsgevonden?
Antwoord
Voor subsidiedoeleinden wordt uitgegaan van de omzetdaling van de groep zoals deze op 1 maart 2020 bestond.
Indien er sprake is van een overgang van onderneming en er dus (een deel van) een onderneming is overgenomen, mag het bedrijf ervoor kiezen om de gehele referentieomzet te bepalen als een startende onderneming.
Dit betekent dat de referentieomzet wordt bepaald vanaf de eerste kalendermaand na overname voor het geheel tot en met 29 februari 2020.
Note NBA 17 februari 2021
Naar aanleiding van reacties bij onze helpdesk op deze FAQ heeft de NBA vervolgvragen gesteld aan het ministerie van SZW voor nadere interpretatie van de NOW-regeling en/of contact opgenomen met SZW om uitvoeringsproblemen te melden voor de praktijk. Mogelijk leidt dit nog tot een ander standpunt van SZW en zal deze FAQ in een later stadium nog worden aangepast.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Laatste update: 22 september 2021 (10:10 uur)
FAQ 21
Hoe moet worden omgegaan met een overname op of na 1 maart 2020, waarbij een onderneming wordt gekocht. Welke omzet kan worden meegenomen voor de subsidiebepaling?
Antwoord
Op grond van artikel 6 lid 4 is de samenstelling van de groep per 1 maart 2020 leidend. De omzet van de gekochte onderneming na 1 maart 2020 wordt dus niet meegenomen; noch voor de werkelijke omzet in de 3-maands periode in 2020, noch voor de referentie-omzet over 2019.
Voor de NOW 1.0 geldt een peildatum van 1 maart 2020, voor de NOW 2.0 geldt een peildatum van 1 juni 2020, voor de NOW 3.0 geldt een peildatum van 1 oktober 2020 en voor de NOW 4.0 geldt een peildatum van 1 juli 2021.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Laatste update: 30 september 2021 (10:25 uur)
FAQ 22
Hoe dient in het kader van de bepaling van de omzetdaling voor het concern om te worden gegaan met interne fusies en splitsingen vóór 1 maart 2020?
Antwoord
De omzetdaling dient op concernniveau te worden vastgesteld, uitgaande van de samenstelling van de groep per 1 maart 2020 (art. 6 lid 4 van de regeling).
Indien sprake is geweest van juridische fusie binnen een bestaande groep zal dit in de praktijk betekenen dat zowel voor als na de fusie de gefuseerde entiteiten onderdeel zijn van dezelfde groep en dus samen dienen te worden bezien; in die zin heeft de juridische fusie geen impact. Mogelijk dat na de fusie nog slechts één loonheffingsnummer bestaat voor de overblijvende rechtspersoon en derhalve slechts één aanvraag zal worden ingediend. Hierbij speelt geen rol, of en hoe er wordt geconsolideerd in het kader van de reguliere verslaglegging.
Voor een juridische splitsing geldt het tegenovergestelde ten aanzien van de aanvraag en het loonheffingsnummer.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 23
Indien een groep meerdere werkmaatschappijen heeft die op grond van artikel 6a aanspraak kunnen maken op subsidie op grond van de NOW-regeling, is het dan toegestaan dat werkmaatschappij A de subsidie aanvraagt en werkmaatschappij B er toch voor kiest om personeel op bedrijfseconomische gronden te ontslaan?
Antwoord
De werkgever die de NOW-subsidie aanvraagt, is degene die zich verplicht om de loonsom zo veel mogelijk gelijk te houden.
De verhoging met 50% van het loon van de werknemer die om bedrijfseconomische reden wordt ontslagen, is gekoppeld aan de desbetreffende werkgever. Derhalve kan werkmaatschappij B personeel ontslaan.
Uit de tekst en toelichting volgt wel dat de overeenkomst van werkmaatschappij A met de vakbond of personeelsvertegenwoordiging moet zijn getekend voordat de aanvraag wordt ingediend.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 24
Wordt de omzet van Nederlandse groepsmaatschappijen meegenomen indien deze geen SV-loonbetalingen aan werknemers in Nederland doen?
Antwoord
Ja, de omzet van Nederlandse rechtspersonen zonder in Nederland verzekerd SV-loon, wordt wel in aanmerking genomen voor de berekening van de omzetdaling van de Nederlandse groepsonderdelen en niet-Nederlandse groepsonderdelen met Nederlands SV-loon.
Alleen SV-loon in Nederland komt in aanmerking voor de daadwerkelijke subsidie.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 25
Welk deel van de omzet wordt meegenomen bij groepsmaatschappijen waarbij geen 100% zeggenschap bestaat (aandeel derden wordt meegeconsolideerd in de omzet)?
Antwoord
In toelichting 5 van de subsidieregeling wordt gesteld dat indien er sprake is van een grotere samenstelling van rechtspersonen, zoals een concern, de omzetdaling van de gehele groep de basis is voor de subsidie.
De omzet van de groep betreft de (100%) te consolideren omzet gegenereerd door de werknemers met SV-loon in Nederland. De loonkosten voor deze werknemers worden ook voor 100% meegenomen, waardoor er geen dubbeltellingen zouden mogen ontstaan.
Er wordt derhalve geen correctie toegepast voor een eventueel aandeel derden.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 26
Kan intercompany-omzet ook worden meegenomen als omzet voor de subsidiebepaling op grond van artikel 6a van de NOW-regeling?
Antwoord
Ja, dit kan voorkomen.
Het Transferpricing systeem zoals gehanteerd in de jaarrekening 2019 of de laatst vastgestelde jaarrekening is leidend voor de meetperiode 2020 en mag niet worden aangepast. Dit voorkomt ten dele dat met omzet geschoven wordt door extra verhoging of verlaging van interne doorbelastingen.
In de regeling wordt namelijk niet verplicht gesteld dat het dient te gaan om omzet buiten de groep als geheel.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 27
Hoe wordt omgegaan met een onderneming die enkel zijn rechtsvorm wijzigt (bijvoorbeeld van eenmanszaak naar BV)? Wordt de nieuw opgerichte BV beschouwd als nieuwe onderneming voor de bepaling van het omzetverlies, waardoor er geen referentieomzet 2019 bestaat?
Antwoord
Ook al is er formeel sprake van een nieuwe onderneming (inclusief een nieuw loonheffingennummer), dan kan UWV in deze situatie, wanneer er uitsluitend sprake is van een verandering van rechtsvorm (en de rest van de onderneming, inclusief het personeel, niet verandert) de NOW-subsidie baseren op zowel het oude loonheffingennummer (van de eenmanszaak) als het nieuwe loonheffingennummer (van de BV). Dit buitenwettelijke begunstigend beleid dat UWV hanteert kan via een bezwaarprocedure worden toegepast. De aanvrager zal hiervoor in bezwaar moeten kunnen aantonen dat het hier gaat om enkel een verandering van rechtsvorm en dat diens onderneming verder ongewijzigd is gebleven.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Herziene versie (FAQ 27 en FAQ 27a), 6 oktober 2022 (10:20 uur)
FAQ 27a
Antwoord
Wanneer na 1 februari 2020 een onderneming wordt overgenomen en na de overname er niets verandert, dat wil zeggen dat er geen sprake is van een wijziging in de overgenomen rechtspersoon inclusief het personeel, dan is het mogelijk dat UWV rekening kan houden met de gegevens van zowel het oude bedrijf als het nieuwe bedrijf.
Het zogenaamde buitenwettelijk begunstigend beleid dat UWV hanteert is dat wanneer een bedrijf voor 100% wordt overgenomen, waarbij slechts de rechtsvorm of eigenaar wijzigt én er geen mutaties in het personeelsbestand plaatsvinden, UWV het voorgaande en opvolgende bedrijf kan zien als ware één bedrijf. Hierbij kan dan ook gebruik gemaakt worden van gegevens van de voorganger: er kan waar nodig dus worden uitgegaan van de loonsom van de voorganger en ook voor de referentieperiode voor de omzetdaling wordt gekeken naar de omzet van de voorganger. Hierbij dient uiteraard de intercompany-omzet tussen de ondernemingen wel te worden geëlimineerd.
Dit buitenwettelijke begunstigend beleid dat UWV hanteert kan via een bezwaarprocedure worden toegepast. De aanvrager zal hiervoor in bezwaar moeten kunnen aantonen dat het hier gaat om een overname waarbij verder geen wijzigingen in de overgenomen onderneming zijn aangebracht. Wanneer in de verleningsfase (voorschotfase) een dergelijke bezwaarprocedure is gevoerd, is het niet nodig om in de vaststellingsfase opnieuw een bezwaar in te dienen. De eerdere beslissing op bezwaar door UWV blijft, wanneer de feitelijke omstandigheden sindsdien niet zijn gewijzigd, dan gewoon gelden. Wanneer de loonsom en/of de referentie-omzet van de voorganger niet bekend is, komt dit voor rekening en risico van de aanvrager.
Vervolgtranches
Als de accountant heeft vastgesteld dat de omstandigheden op de peildatum van de betreffende NOW-periode ongewijzigd zijn ten opzichte van de in bezwaar aangetoonde omstandigheden, mag ook voor latere NOW-periodes worden aangesloten bij de eerder in bezwaar genomen beslissing.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Herziene versie (FAQ 27 en FAQ 27a), 6 oktober 2022 (10:20 uur)
Laatste update: 1 maart 2023 (11:53 uur)
FAQ 28
Hoe moet er worden gehandeld in situaties waarbij eerst de inschatting was dat er op concernniveau 20% of meer omzetverlies was, maar waarvan later bij de eindafrekening blijkt dat dit niet het geval is? Als er in individuele gevallen op werkmaatschappijniveau dan alsnog aan de voorwaarden van artikel 6a kan worden voldaan, is een beroep hierop dan nog mogelijk?
Antwoord
Op grond van artikel 6a lid 1 kan bij de aanvraag tot vaststelling worden verzocht om de omzetdaling op werkmaatschappij te bepalen.
Dit hoeft derhalve niet te worden aangegeven bij de aanvraag van het voorschot/de Subsidieverlening.
Hier hoeft slechts het loonheffingennummer worden opgegeven waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan.
Bij de aanvraag tot vaststelling moet wel aan de voorwaarden van artikel 6a worden voldaan.
Dit betekent bijvoorbeeld dat er voor de aanvraag bij de subsidieverlening een overeenkomst met de vakbond of de OR moet zijn gesloten met de werkmaatschappij.
Als vóór 5 juni 2020 geen aanvraag voor subsidieverlening heeft plaatsgevonden dan kan niet op een later moment alsnog een aanvraag tot vaststelling van een subsidie worden gedaan.
NB Bij een beroep op artikel 6a geldt dezelfde afrondingssystematiek als bij toepassing van artikel 6 voor het percentage omzetdaling. De omzetdaling wordt uitgedrukt in hele procenten waarbij wordt afgerond naar boven.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Update: 16 november 2020 (16:40 uur)
FAQ 29 is vervallen.
FAQ 30 is vervallen.
FAQ 31
In de regeling is in artikel 6a opgenomen dat het groepshoofd voorafgaand aan de aanvraag van de NOW-regeling moet verklaren dat over 2020 geen dividenden aan aandeelhouders worden uitgekeerd.
In de hoofdregel staat beschreven dat er over 2020 geen dividend mag worden uitgekeerd tot en met de datum van de aandeelhoudersvergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld in 2021.
Mag er 1 dag na de vaststelling van de jaarrekening 2020 (in 2021) wel uitgekeerd worden of zijn hier nog aanvullende voorwaarden aan gesteld?
Nieuw antwoord
Nee, dat mag niet. Dit is verduidelijkt in de wijzigingsregeling van 30 september jl. Er mag in het kader van aanvragen op grond van artikel 6a van de NOW 1 geen dividend uitgekeerd worden over 2020. Voor aanvragen op grond van de NOW 2 geldt hetzelfde verbod, zie voor een nadere toelichting en de uitzonderingen hierop artikel 17 'Verplichting niet uitkeren dividenden en bonussen' van de NOW 2-regeling. Verwezen wordt naar de Staatscourant van 30 september 2020, 50202.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
Update: 12 oktober 2020 (14:42)
FAQ 32
In de regeling is in artikel 6a opgenomen dat het groepshoofd voorafgaand aan de aanvraag van de NOW-regeling moet verklaren dat over 2020 geen dividenden aan aandeelhouders worden uitgekeerd.
In de hoofdregel staat beschreven dat er over 2020 geen dividend mag worden uitgekeerd tot en met de datum van de aandeelhoudersvergadering waarin de jaarrekening wordt vastgesteld in 2021.
Is het op basis van de regeling toegestaan dat dividend wordt uitgekeerd vanuit bijvoorbeeld de winsten die zijn opgebouwd in de jaren voorafgaand aan 2020 (rekening houdend met de balanstest en uitkeringstoets)?
Antwoord
De NOW-regeling bevat geen voorwaarden voor dividenduitkeringen over de jaren voorafgaand aan 2020. Het bestuur en de aandeelhouders kunnen hier formeel toe besluiten. Maar het bestuur en/of de aandeelhouders handelen hiermee dan niet in overeenstemming met het doel en de strekking van de gestelde dividendvoorwaarden van de regeling als er kennelijk over voldoende middelen kan worden beschikt om dividend uit te keren.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 32a
In de regeling is in artikel 6a opgenomen dat geen bonussen over 2020 mogen worden uitgekeerd aan de Raad van Bestuur en directie van het groepshoofd en de rechtspersoon of vennootschap.
Hoe dient te worden omgegaan met een bonusregeling waarbij de bonus in meerdere jaren opbouwt en de uitkering in een later jaar plaatsvindt?
Antwoord
Het deel van de meerjarenbonus dat betrekking heeft op 2020 dient in dat geval te vervallen en kan niet worden uitgekeerd aan bestuur en/of directie.
De opbouw voor 2020 mag niet plaatsvinden en dus ook niet uitgekeerd worden.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 33
Kan artikel 6a ook toegepast worden op subgroepniveau of alleen op werkmaatschappijniveau?
Antwoord
Op grond van lid 5 van artikel 6a kan bij toepassing van dit artikel ook een groepsdeel (zoals bedoeld in artikel BW 2:405.1) bestaande uit een tussenholding en haar groepsmaatschappijen worden behandeld alsof het één rechtspersoon betrof in het kader van het bepalen van de omzetdaling.
Ook een groepsdeel kan een aanvraag doen en verzoeken behandeld te worden alsof het één rechtspersoon betrof in het kader van het bepalen van de omzetdaling.
De groep als geheel (totaal van Nederlandse en buitenlandse bedrijven met Nederlands SV-loon) mag geen omzetdaling van ten minste 20% hebben. De accountant dient hier onderzoek naar te doen.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 33a
Dient, indien wordt verzocht om de omzetbepaling met inachtneming van artikel 6a, bij een tussenholding, de subgroep in zijn geheel worden meegenomen?
Antwoord
Ja, van een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep, dan wel dochtermaatschappij van een andere rechtspersoon is, kan de omzetdaling afzonderlijk worden berekend indien de groep als geheel geen omzetdaling van ten minste 20% heeft.
Maar ingevolge het vijfde lid kan een tussenholding en haar groepsmaatschappijen daarbij worden behandeld als waren zij één rechtspersoon.
Geplaatst: 5 juni 2020 (16:30 uur)
FAQ 34
Wat dient te worden verstaan onder de term 'directie'? Directie is voor zover wij weten geen wettelijk gedefinieerd begrip. Is dit de statutair bestuurder of is dit breder?
Antwoord
Het begrip bestuur, directie (of management) dient breed te worden opgevat. De registratie in de KvK is hierbij niet doorslaggevend, ook niet of ze beslissend en/of tekeningsbevoegd zijn. Bestuursleden, directieleden of leden van het managent die het beleid bepalen behoren tot de bestuur, directie of management en vallen daarmee onder deze bepaling. De interne naam die hieraan wordt gegeven is niet relevant. Onder deze bepaling valt ook degene die tijdelijk zitting heeft in het bestuur/directie/management vallen.
Geplaatst: 11 juni 2020 (11:55 uur)
Antwoord
Hier wordt het salaris exclusief bonussen aangehouden, zoals dat in de arbeidsovereenkomst of het VOF- of maatschapscontract is overeengekomen in lijn met de laatst vastgestelde jaarrekening van vóór 1 maart 2020. Privéopnamen die hierbuiten worden gedaan en die voorafgaand aan het opmaken van de eindafrekening NOW alweer zijn verrekend met het salaris worden niet gezien als bonusuitkering. Indien deze opnamen worden verrekend in de winstverdeling 2020 worden ze wel gezien als bonusuitkeringen.
Geplaatst: 14 juli 2020 (08.30 uur)
FAQ 36
Indien een werkmaatschappij ten onrechte op werkmaatschappijniveau (artikel 6a) NOW-subsidie heeft aangevraagd voor de NOW 1.0 op het eigen loonheffingsnummer en het blijkt dat de aanvraag tot vaststelling op groepsniveau dient te geschieden (groep heeft 20% of meer omzetdaling), kunnen de overige entiteiten binnen de groep die op hun loonheffingsnummer nog geen NOW-subsidievoorschot hadden aangevraagd dan alsnog in aanmerking komen voor NOW-subsidie? Of dient alleen hun omzetdaling te worden meegenomen in de berekening van de entiteit die wel een voorschot had aangevraagd op werkmaatschappijniveau?
Antwoord
Het is niet mogelijk om met terugwerkende kracht NOW aan te vragen voor loonheffingsnummers aangezien het loket voor het indienen van een aanvraag voor NOW I op 6 juni is gesloten. De omzetdaling van entiteiten die géén NOW hebben aangevraagd dienen echter wel te worden meegenomen in de berekening van het percentage omzetdaling van de werkmaatschappij(en) die wel op werkmaatschappijniveau (artikel 6a) een aanvraag hebben ingediend.
Geplaatst: 25 november 2020 (16:10 uur)
FAQ 4.11
Voor de bepaling van de NOW-groep dient op basis van de hoofdregel van artikel 6 van NOW-1 alle rechtspersonen en vennootschappen zoals gedefinieerd in artikel 6 lid 4 van de regeling te worden meegenomen. Dit zijn de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.
Indien een buitenlandse rechtspersoon slechts een aantal medewerkers heeft met Nederlands SV-loon, bijv. 1% van het totaal, maar dat de omzetdaling van deze buitenlandse rechtspersoon wel een aanzienlijke invloed heeft op de omzetdaling van de NOW-groep als geheel, geldt dan nog steeds dat de omzetdaling van deze buitenlandse rechtspersoon meegenomen dient te worden in bepaling van de omzetdaling van de groep zoals bedoeld in artikel 6 lid 4.
Antwoord
Ja, voor de omzetdaling van de groep dienen de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland te worden betrokken, ongeacht de impact hiervan op de omzetdaling van de NOW-groep.
Geplaatst: 26 november 2020 (10:35 uur)
FAQ 4.3
Dient in geval van een geplande herstructurering, zoals een fusie, gedurende de gehele afwikkeling van de vaststellingsaanvraag voor de NOW 1 de aanvragende entiteit met het loonheffingsnummer te blijven bestaan?
Antwoord
Vanwege de snelle invoering van de NOW-subsidie kan het UWV in het uitvoeringsproces slechts rekening houden met 1 loonheffingsnummer per aanvraag.
Wanneer het loonheffingennummer wijzigt, dan zal er dus een discrepantie ontstaan. Dit kan tijdens de aanvraag van het voorschot of nadien bij de aanvraag voor de definitieve vaststelling. Het is dus wenselijk dat voor een snelle en geautomatiseerde berekening het loonheffingennummer blijft bestaan, maar het is geen verplichting. Het heeft mogelijk wel gevolgen voor de vaststelling van de NOW-subsidie als door herstructurering bepaalde gegevens niet meer inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
Geplaatst: 22 december 2020 (11:50 uur)
FAQ 37 is vervallen.
Geplaatst: 12 februari 2021 (14:35 uur)
Update: 22 maart 2021 (10:32 uur)
FAQ 38
Wat wordt er bedoeld met 'aanvang van de bedrijfsuitoefening'? Is dit de datum van oprichting of de datum dat er daadwerkelijk activiteiten plaatsvinden? Het komt namelijk geregeld voor dat er na oprichting nog enige tijd geen activiteiten plaatsvinden.
Antwoord
Het ministerie van SZW geeft aan dat de bedrijfsuitoefening voor de NOW-regeling aanvangt op de datum van oprichting. Recent is echter deze CBb-uitspraak gedaan. Hierover hebben wij overleg met het ministerie van SZW gehad. Het ministerie van SZW geeft aan dat de bedrijfsuitoefening voor de NOW-regeling aanvangt op de datum van oprichting en leidend is voor het bepalen van de omzetdaling. Op grond van de CBB-uitspraak kan hiervan in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken door het UWV. Dit kan indien een onderneming op een latere datum dan de datum van inschrijving in het handelsregister is gestart met zijn onderneming op grond van objectief aanwijsbare economische feiten en omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van de aanvrager en waarbij de aangepaste periode aanvaardbaar is en toereikend onderbouwd. De werkgever zal dit in de bezwaarprocedure moeten aantonen.
Geplaatst: 15 februari 2021 (10:00 uur)
Laatste update: 14 oktober 2021 (10:25 uur)
FAQ 4.5
Vraag
De NOW (1 en 2) bieden de mogelijkheid dat een groepsdeel, zijnde een tussenholding en haar groepsmaatschappijen, wordt behandeld als waren zij één rechtspersoon op grond van artikel 6a NOW 1.0 en artikel 7 NOW 2.0.
- Kan van dit groepsdeel ook een personeels-B.V. onderdeel uitmaken?
- Zo ja, kan de personeels-B.V. dan conform de omzetdaling van dit groepsdeel NOW aanvragen, in plaats van gebruikmaking van de concernregeling?
Antwoord
- Voor zover de betreffende personeels-B.V. enkel personeel ter beschikking stelt aan de groepsmaatschappijen van het groepsdeel, dan kan de personeels-B.V. als onderdeel van het groepsdeel op groepdeelniveau NOW aanvragen. Immers, in dat geval komen binnen het groepsdeel de omzet(daling) en de inzet van het personeel samen. Die personeels-B.V. hoeft dan niet gebruik te maken van de concernregeling.
- Indien de personeels-B.V. echter ook personeel buiten het groepsdeel ter beschikking stelt (aan andere onderdelen van het concern), dan moet de personeels-B.V. altijd gebruik maken van de concernregeling. In dat laatste geval komen immers op concernniveau de omzet(daling) en de inzet van het personeel samen.
Geplaatst: 25 mei 2021 (16:52 uur)
FAQ 39
Vraag
Incidenteel komt het voor dat een vennootschap onder firma (VOF) op grond van de NOW-regeling door toepassing van artikel 2:24a BW deel uitmaakt van meerdere groepen voor de NOW-steun. De vennootschap onder firma is immers een dochtermaatschappij van iedere vennoot die volledig aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap. De NOW-regeling bepaalt namelijk dat een rechtspersoon en zijn dochtermaatschappij in de zin van artikel 2:24a BW voor de werking van de NOW-regeling behandeld worden als waren zij een groep.
Hoe wordt hiermee in de praktijk omgegaan?
Antwoord
Wij hebben dit aan het ministerie van SZW voorgelegd en zij gaven aan dat de VOF en de aan haar gerelateerde omzet niet mag worden opgevoerd in meerdere NOW-concernaanvragen binnen een zelfde tranche. Dit zal in de praktijk betekenen dat de verschillende NOW-groepen waartoe de vennootschap onder firma behoort met elkaar in overleg moeten treden om te bepalen tot welke groep de vennootschap onder firma zal behoren voor de NOW-steun. Komen de vennoten er onderling niet uit, dan kan de vennootschap onder firma zelfstandig een NOW-aanvraag doen. Het is aan te bevelen om de uitkomsten van het overleg vast te leggen. Deze vastlegging kan dan ter kennisgeving aan de derden deskundigen of accountants betrokken bij de onderzoeken naar de aanvraag tot vaststelling van de NOW-groepen worden verstrekt, zodat het voor iedereen duidelijk is van welke NOW-groep de VOF deel gaat uitmaken of dat de VOF voor deze NOW-tranche zelfstandig blijft.
Geplaatst: 8 december 2021 (15:18 uur)
Vraag
Soms ontbreekt er een topholding, bijvoorbeeld in situaties dat een echtpaar de centrale leiding heeft. Een echtpaar heeft over het algemeen geen KvK-nummer. Hoe moet hier praktisch in het formulier mee worden omgegaan?
Antwoord
Dan kan op het formulier op het invulveld waar naar de gegevens van de topholding wordt gevraagd worden gekozen voor de naam en het KvK-nummer van één van de entiteiten uit de groep die wel een KvK-nummer hebben. Als er geen sprake is van een topholding, dan zal er een pragmatische keuze gemaakt moeten worden waarbij er dan wel steeds de koppeling is tussen entiteit en het KvK-nummer.
Geplaatst: 24 januari 2022 (15:36 uur)
Overzicht alle updates pdf-bestand
- 1 maart 2023 (11:56 uur), update FAQ 27a
- 2 november 2022 (10:46 uur), update FAQ 27a
- 6 oktober 2022 (10:20 uur), herziene versie FAQ 27/27a
- 24 januari 2022 (15:36), FAQ 40
- 8 december 2021 (15:18), FAQ 39
- 3 december 2021 (13:30), herziene versie FAQ 11a, FAQ 29 vervallen
- 3 november 2021 (15:25), update FAQ 18
- 14 oktober 2021 (2) (16:05), FAQ 14 vervallen
- 14 oktober 2021 (10:25), update FAQ 38
- 30 september 2021 (10:25), update FAQ 21
- 27 september 2021 (14:32), update FAQ 38
- 22 september 2021 (10:10), herziene versie FAQ 18 en update FAQ 20
- 16 september 2021 (15:17), herziene versie FAQ 11a
- 29 juli 2021 (09:21), update FAQ 18
- 25 mei 2021 (16:52), FAQ 4.5
- 30 maart 2021 (13:33), FAQ 11a
- 22 maart 2021 (10:32), FAQ 37 vervallen
- 17 februari 2021 (10:50), update FAQ 20 en FAQ 37
- 15 februari 2021 (10:00), FAQ 38
- 12 februari 2021 (14:35), FAQ 37
- 13 januari 2021 (14:20), update FAQ 9
- 22 december 2020 (11:50), FAQ 4.3
- 7 december 2020 (08:50), update FAQ 21
- 26 november 2020 (10:35), FAQ 4.11 toegevoegd
- 25 november 2020 (16:10), FAQ 36 toegevoegd
- 16 november 2020 (16:40), update FAQ 28
- 12 november 2020 (08:38), update FAQ 11
- 12 oktober 2020 (14:42), update FAQ 31
- 30 september 2020 (12:50), update FAQ 8
- 9 september 2020 (08:10), update FAQ 8
- 14 juli 2020 (08:52 uur), update FAQ 29, FAQ 35 toegevoegd
- 11 juni 2020 (11:55 uur), FAQ 34 toegevoegd
- 10 juni 2020 (12:35 uur), update FAQ 8
- 5 juni 2020 (15:51 uur), update FAQ 20
- 4 juni 2020 (19:18 uur), update FAQ 27
Uw contactpersonen zijn: Berthold de Jong en Annette Houwaart.
Disclaimer
De antwoorden op de FAQ’s zijn opgesteld door de Helpdesk van de NBA. Op deze antwoorden zijn dan ook de algemene voorwaarden van de Helpdesk van de NBA van toepassing.