Algemeen

De Toelichting Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen heeft niet de status van regelgeving. Deze toelichting heeft betrekking op de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen van 19 juni 2017.

Op 1 januari 2017 treden de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (hierna: NVKS) in werking. De NVKS worden toegepast vanaf 1 januari 2018. Met de NVKS wordt één set van kwaliteitsregels ingevoerd voor accountants die assurance of aan assurance verwante opdrachten uitvoeren op grond van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS). Een uitzondering hierop betreft het kwaliteitssysteem voor wettelijke controles waarop specifieke regelgeving van toepassing is.

 

Vanaf de toepassing van de NVKS gelden deze ook als uitgangspunt voor de toetsingen die worden uitgevoerd door de Raad voor Toezicht. De verordeningen die betrekking hebben op de toetsingen door de Raad voor Toezicht hanteren tot op heden echter een begrippenkader dat afwijkt van het begrippenkader dat in de NVKS wordt gehanteerd. Daarom is een aanpassing van de verordeningen noodzakelijk geworden. Daarbij is ervoor gekozen om de ‘oude’ verordeningen in zijn geheel te vervangen door nieuwe verordeningen.

 

Tevens is de gelegenheid benut om de leesbaarheid en de toegankelijkheid van deze verordeningen te verbeteren en is de bestaande regeling op enkele punten verduidelijkt. Op drie punten is wel een inhoudelijke wijziging opgenomen.

  • Het begrip ‘aanbevelingen’ wordt niet langer gehanteerd.

  • Een verbeterplan moet na de invoering van deze verordening tevens een analyse bevatten van de oorzaken die ten grondslag hebben gelegen aan de tekortkomingen die bij de toetsing zijn geconstateerd.

  • De regeling met betrekking tot de accreditatieverlening is gewijzigd. Voor de toelichting op de gewijzigde accreditatieregeling wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op de artikelen 27 en 29.

 

Met ingang van 1 juli 2023 is in deze verordening een aanpassing van de toetsingssystematiek opgenomen (Toetsing op nieuwe leest). De aanpassingen zien erop dat er meer contact is tussen de accountantseenheden en de Raad voor toezicht. Er wordt een beter beeld verkregen van de ontwikkeling van het kwaliteitsniveau. Bovendien is er meer ruimte voor de accountantseenheden om ontwikkelingen met de toetsers te bespreken. Er wordt nadrukkelijk een beroep gedaan op het lerend vermogen van de getoetste accountantseenheden.

Als uit de toetsing blijkt dat de kwaliteit van de accountantseenheid op onderdelen nog niet voldoet, krijgt het de kans om te verbeteren. De accountantseenheid gaat aan de slag met het maken van een verbeterplan met onderliggende oorzaakanalyse. Na het verbetertraject volgt een hertoetsing. In de nieuwe systematiek is dit een hertoetsing alleen op de onvoldoende onderdelen. Het aantal onderdelen dat onvoldoende wordt bevonden, kan echter ook een volledige (her)toetsing noodzakelijk maken.

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting bij artikel 1

Dit artikel bevat de definities van de in de verordening gebruikte begrippen. In dat artikel zijn onder andere de begrippen ‘accountantseenheid’, ‘kwaliteitsbeleid’ en ‘kwaliteitssysteem’ nieuw opgenomen ten opzichte van de voorheen geldende verordening. Ook is het begrip ‘aanwijzing’ in dit artikel gedefinieerd. Het begrip ‘aanbeveling’ is niet gedefinieerd en komt in de verordening ook niet meer voor. De reden daarvan is dat een gedane aanbeveling veel aanleiding geeft voor discussies tussen getoetste accountantseenheden en de toetser of het toetsingsteam. Dit terwijl het een toetser of een toetsingsteam altijd vrij staat om aan een getoetste accountantseenheid een aanbeveling te doen.

Ten aanzien van het begrip ‘kwaliteitssysteem’ geldt nog het volgende. Op grond van de NVKS geldt als principe de verplichting om een kwaliteitssysteem te hanteren dat bestaat uit kwaliteitsbeleid en een stelsel van kwaliteitsbeheersing. Met de toepassing van artikel 27, tweede lid van de NVKS zijn kleinere accountantseenheden vrijgesteld van bepaalde verplichtingen. Daarmee is nadrukkelijk niet beoogd dat deze kleinere accountantseenheden daarmee ook buiten het bereik van deze verordening vallen. De vrijstelling van artikel 27, tweede lid van de NVKS doet er immers niet aan af dat op de accountantseenheid de verplichting rust om de kwaliteit te beheersen. De naleving van die eis vormt dan het onderwerp van de toetsingen die met deze verordening worden geregeld.

Toelichting bij artikel 2

In dit artikel is bepaald dat het bestuur aan de Raad voor Toezicht mandaat, volmacht en machtiging verleent voor de bevoegdheden welke in deze verordening zijn genoemd. Het artikel zelf vormt niet de grondslag voor het mandaat en de volmacht maar schept een verplichting voor het bestuur om het mandaat en de volmacht te verlenen. Het bestuur dient daarvoor een afzonderlijk besluit te nemen. Het tweede lid schept voor het bestuur de verplichting om in het mandaat- en volmachtsbesluit de mogelijkheid tot ondermandaatverlening op te nemen. De Raad voor Toezicht kan niet zijn volledige bevoegdheid ondermandateren. Een ondermandaat dient beperkt te zijn gelet op de taak waarvoor de Raad voor Toezicht juist is ingesteld.

Toelichting bij artikel 3

In het eerste lid is in algemene zin bepaald dat het bestuur de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant beoordeelt. Deze bepaling vindt zijn grond in artikel 3, onderdeel a van de Wet op het accountantsberoep.

Voor de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van openbaar, intern of overheidsaccountants is in het tweede lid, onderdeel a, bepaald dat het bestuur eenmaal in de zes jaar toetst of het kwaliteitssysteem van een accountantseenheid in opzet en werking voldoet aan de verordeningen en nadere voorschriften die krachtens artikel 19 van de Wet op het accountantsberoep zijn vastgesteld. 

Het tweede lid, onderdeel b, heeft betrekking op het ontwikkelingsgesprek ingevoerd. In beginsel vindt het ontwikkelingsgesprek drie jaar voor de toetsing plaats. Een accountantseenheid wordt in beginsel eens in de zes jaar getoetst. Op grond van het vierde lid kan van de hiervoor genoemde termijnen worden afgeweken. De Raad kan besluiten een ontwikkelingsgesprek of een toetsing eerder te laten plaatsvinden of uit te stellen indien bijvoorbeeld een risicoanalyse, een ontwikkelingsgesprek, een nader onderzoek of een toetsing daartoe aanleiding geven. Ook kan in een dergelijk geval worden besloten een nader onderzoek in te stellen. In dit laatste geval kan tevens worden besloten om het nader onderzoek in de plaats van het ontwikkelingsgesprek te laten plaatsvinden

Voorts geeft het vierde lid de ruimte om een ontwikkelingsgesprek te voeren of een toetsing te verrichten in het eerste jaar van oprichting of instelling van de accountantseenheid of het eerste jaar waarin de accountantseenheid onder de toetsing van de Raad valt.

In het vijfde lid is bepaald dat de NBA in een kwaliteitsbeoordeling in het geheel niet de uitvoering van een wettelijke controle als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties betrekt.

Toelichting bij artikel 3a

In artikel 3a wordt de bevoegdheid geregeld om accountantseenheden aan te wijzen waarmee een ontwikkelingsgesprek zal worden gehouden.

Toelichting bij artikel 4

Dit artikel vormt de grondslag voor het bestuur om jaarlijks informatie op te vragen bij de accountantseenheid. Het bestuur kan daarbij ook gebruik maken van de periodieke evaluaties van het kwaliteitssysteem door de accountantseenheid zelf. Een dergelijke periodieke evaluatie wordt voorgeschreven met de invoering van de NVKS.

In het derde lid is bepaald wie binnen een accountantseenheid verantwoordelijk is voor de aanlevering van de jaarlijkse informatie. In onderdeel b van het derde lid wordt in dat verband degene genoemd die (mede) het dagelijks beleid binnen de accountantseenheid bepaalt. In de praktijk zal dat veelal de kwaliteitsbepaler zijn, gelet op de bepalingen in de NVKS.

In het vierde lid wordt geregeld dat door de NBA vergaarde informatie kan worden gedeeld met de koepelorganisatie waarbij de accountantseenheid is aangesloten of waarvan de accountantseenheid lid is.

Toelichting bij artikel 4a

In dit artikel wordt een grondslag gegeven voor het betrekken van informatie uit interne en externe bronnen. Deze gegevens zijn met een specifiek doel verzameld en zijn vaak herleidbaar tot een geïdentificeerde of identificeerbare accountant. Nu het gaat om een verdere verwerking van persoonsgegevens geldt het bepaalde in artikel 6, vierde lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Uit deze bepaling volgt dat moet worden voorzien in een wettelijke grondslag voor verdere verwerking van gegevens die met een ander niet verenigbaar doel zijn verzameld. In dit artikel is een grondslag opgenomen voor de verdere verwerking van gegevens uit uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Accountantskamer en beslissingen van de NBA Klachtencommissie en de Raad voor Geschillen van de NBA.

De Raad kan ook informatie uit bronnen verkrijgen waarvoor geen (aanvullende) wettelijke grondslag hoeft te worden geregeld. De Autoriteit Financiële Markten kan bijvoorbeeld vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verstrekken voor zover deze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken van de NBA (zie artikel 63e van de Wet toezicht accountantsorganisaties).

Toelichting bij artikel 4b

Dit artikel brengt tot uitdrukking dat de periodieke toetsingen niet uitsluiten dat het bestuur bij een accountantseenheid een thematisch onderzoek, een nader onderzoek, een incidentenonderzoek of een onderzoek naar de niet-naleving van beroepsnormen die voor accountants gelden.

Toelichting bij artikel 5

In dit artikel worden de toetsingen of onderzoeken opgesomd waaraan een verantwoordelijke accountant medewerking moet verlenen. In het tweede lid is de verplichting opgenomen om de informatie te verstrekken die wordt gevraagd met de jaarlijkse monitoringvragenlijst en eventueel de informatie die wordt gevraagd over de periodieke evaluaties van het kwaliteitssysteem door de accountantseenheid zelf. In het derde lid is de verplichting opgenomen om de informatie te verstrekken die nodig is voor de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant.

Toelichting bij artikel 6

In dit artikel wordt bepaald dat het bestuur de toetsers aanwijst die worden belast met de uitvoering van periodieke toetsingen. Verder kan het bestuur op grond van dit artikel personen aanwijzen die beschikken over de specifieke kwalificaties om thematische of incidentenonderzoeken uit te voeren voor het verrichten van die onderzoeken. Toegevoegd is de bevoegdheid om personen aan te wijzen die namens de NBA ontwikkelingsgesprekken gaan voeren en de bevoegdheid om een nader onderzoek te verrichten. Verder bepaalt dit artikel dat het bestuur belast is met de opleiding van de toetsers.

Toelichting bij artikel 7

Dit artikel bepaalt dat het bestuur een klacht bij de Accountantskamer in kan dienen als bij een beoordeling van de beroepsuitoefening van een accountant feiten of omstandigheden naar voren komen die grond kunnen opleveren tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel, of tot gegrondverklaring van een klacht kunnen leiden.

Toelichting bij artikel 8

Dit artikel bepaalt dat het bestuur vaststelt welke accountantseenheden in een jaar in aanmerking komen voor een toetsing. Hiervoor worden de gegevens gebruikt die jaarlijks op grond van artikel 4 worden opgevraagd. Verder worden op grond van dit artikel nieuwe accountantseenheden geselecteerd en worden in principe accountantseenheden geselecteerd die zes jaar geleden voor het laatst zijn getoetst.

Toelichting bij artikel 9

Dit artikel bepaalt dat de toetsingen en hertoetsingen worden uitgevoerd aan de hand van toetsingsprogramma’s welke worden vastgesteld door het bestuur. De toetsingsprogramma’s worden op grond van het tweede lid bekendgemaakt aan de leden van de NBA.

Toelichting bij artikel 10

Dit artikel bepaalt dat het bestuur voor elke toetsing of hertoetsing een toetser of een toetsingsteam selecteert. Bij de selectie van een toetser of een toetsingsteam houdt het bestuur rekening met de aard en de omvang van de te toetsen accountantseenheid en feiten of omstandigheden die de objectiviteit van de toetsers aan kunnen tasten.

Toelichting bij artikel 11

Dit artikel bepaalt dat de datum waarop een toetsing of een hertoetsing plaatsvindt, ten minste zes weken van tevoren aan de te toetsen accountantseenheid bekend wordt gemaakt. Verder is in dit artikel een regeling opgenomen voor de vaststelling van een andere toetsingsdatum (lid 2 en 3).

Ook bepaalt dit artikel dat de naam van de toetser of de samenstelling van het toetsingsteam voor de toetsingsdatum bekend wordt gemaakt. Dit is van belang omdat er aanleiding kan bestaan voor de te toetsen accountantseenheid om één of meerdere toetsers te wraken. Onder omstandigheden kan het bijvoorbeeld zo zijn dat een accountantseenheid niet getoetst wenst te worden door een openbaar accountant die is verbonden aan of werkzaam is bij een accountantseenheid die in dezelfde regio dezelfde markt bedient (leden 5 en 6).

Toelichting bij artikel 12

Het eerste lid bepaalt dat een toetsing of een hertoetsing wordt afgerond met een eindoordeel. Op grond van het tweede lid kan een eindoordeel na een toetsing als volgt luiden:

  • het kwaliteitssysteem voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

  • het kwaliteitssysteem behoeft verbetering en voldoet in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep; of

  • het kwaliteitssysteem voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

 

In het geval het eindoordeel luidt dat het kwaliteitssysteem niet voldoet, dan is er sprake van zeer ernstige tekortkomingen van het kwaliteitssysteem. In beginsel is dan de indiening van een klacht bij de Accountantskamer de aangewezen weg. In dergelijke gevallen volgt geen verbetertraject in de vorm van een verbeterplan, hetgeen overigens niet betekent dat de accountantseenheid zich niet dient te verbeteren. De accountantseenheid kwalificeert als een risico en zal dus extra worden gemonitord en zo nodig weer snel worden getoetst. In de verordening is de indiening van een tuchtklacht niet als verplichting opgenomen. Er zijn immers omstandigheden denkbaar waarin het niet opportuun is om zonder meer over te gaan tot de indiening van een tuchtklacht.

 

Een eindoordeel na een hertoetsing kan als volgt luiden:

  • het kwaliteitssysteem voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep; of

  • het kwaliteitssysteem voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

 

Een eindoordeel na een hertoetsing kan derhalve niet meer luiden dat het kwaliteitssysteem verbetering behoeft. Het stadium waarin een accountantseenheid in het kader van de toetsingen nog verbeteringen door kan voeren op basis van een verbeterplan, ligt in principe alleen na het eindoordeel na de eerste toetsing. Indien de uitkomst van een hertoetsing is dat het kwaliteitssysteem niet voldoet, dan zal in beginsel een advies aan het bestuur worden uitgebracht om een tuchtactie tegen de verantwoordelijke accountant(s) aanhangig te maken.

Bij wijze van een amendement is een vierde lid toegevoegd aan dit artikel. In de huidige regelgeving is het mogelijk dat kantoren waarbij het eindoordeel als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b (ook wel bekend als een B-oordeel), uitsluitend is gebaseerd op het oordeel over de uitvoering van assurance-opdrachten een zeer beperkt verbeterplan opstellen en geen hertoetsing krijgen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 en 18 van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen.

De indieners van het amendement hebben in de praktijk geconstateerd dat kantoren die getoetst zijn niet altijd voldoende duidelijkheid krijgen over het oordeel genoemd in het tweede lid, onderdeel b.

De indieners pleiten er dan ook voor om aan het bestuur de verplichting op te leggen om in het geval een B-oordeel uitsluitend is gebaseerd op het oordeel over de uitvoering van assurance-opdrachten door de accountantseenheid, dat expliciet in het eindoordeel te vermelden. Het is daardoor ook duidelijk of er een mogelijkheid bestaat een beroep te doen op artikel 18 van de Verordening op kwaliteitsbeoordelingen.

Toelichting bij artikel 13

Dit artikel regelt de totstandkoming van het toetsingsverslag. Dit verslag wordt in concept opgesteld door de toetser of het toetsingsteam nadat zij eerst op hoofdlijnen de bevindingen met de accountantseenheid hebben besproken. De getoetste accountantseenheid kan op dit conceptverslag schriftelijk commentaar leveren. In dit artikel is tot uitdrukking gebracht dat de toetser of het toetsingsteam reageert op de schriftelijke reactie van de accountantseenheid en deze verwerkt in het definitieve toetsingsverslag als dat naar het oordeel van de toetser of het toetsingsteam nodig is. Daarmee is beoogd aan te geven dat de toetser of het toetsingsteam zich niet ‘neer hoeft te leggen’ bij een reactie van een getoetste accountantseenheid. De toetser of het toetsingsteam kan volharden in een eerder ingenomen standpunt. De toetser of het toetsingsteam reageert wel op elk relevant onderdeel van de reactie van de getoetste accountantseenheid. Met de verwerking van dit commentaar maken de toetsers het toetsingsverslag definitief.

 

In het toetsingsverslag neemt de toetser of het toetsingsteam een voorstel voor een eindoordeel op. Ook als het voorstel luidt dat een ‘voldoende’ eindoordeel moet worden gegeven, kunnen in het conceptverslag toch aanwijzingen worden gegeven voor verbeteringen van het kwaliteitssysteem. In het geval het voorstel luidt dat een ‘behoeft verbetering’ eindoordeel moet worden gegeven, neemt de toetser of het toetsingsteam in het voorstel aanwijzingen op voor maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem. Diezelfde aanwijzingen dienen zij op te nemen als het voorstel luidt om een ‘voldoet niet’ eindoordeel te geven. Daarnaast wordt bij een dergelijk voorstel de ernst van de geconstateerde tekortkomingen gemotiveerd door de toetser of het toetsingsteam.

Toelichting bij artikel 13a

Dit artikel is ingevoegd bij wege van een amendement. De indieners beoogden daarmee het instrument van de voortgezette toetsing, dat voordien op beleid van de NBA was gebaseerd, een vaste plaats te geven in de verordening.

Toelichting bij artikel 14

In het geval zich over de uitvoering van een toetsing of een hertoetsing een meningsverschil voordoet tussen de toetser(s) en de accountantseenheid, dan doet het bestuur een bindende uitspraak in het geschil.

Toelichting bij artikel 15

Dit artikel regelt de totstandkoming van een eindoordeel. In de eerste plaats bepaalt artikel 15 dat het bestuur bij het tot stand brengen van het eindoordeel de informatie betrekt die is opgenomen in het definitieve toetsingsverslag, de schriftelijke reactie van de accountantseenheid en de reactie van de toetser of het toetsingsteam. Het bestuur beperkt zich tot een marginale toetsing van het definitieve toetsingsverslag. Bij de vaststelling van het eindoordeel kan het bestuur gemotiveerd afwijken van het voorstel zoals de toetser of het toetsingsteam dat tot uitdrukking heeft gebracht in het definitieve toetsingsverslag. Als uitgangspunt geldt dat het bestuur het eindoordeel uitbrengt binnen zes weken na ontvangst van het definitieve toetsingsverslag en de schriftelijke reactie van de accountantseenheid. Het bestuur kan die termijn verlengen en stelt de desbetreffende accountantseenheid op de hoogte van die verlenging.

Met ingang van 1 juli 2023 is een nieuw tweede lid ingevoegd op grond van een door een groep leden ingediend amendement. De indieners van het amendement beoogden daarmee duidelijkheid te scheppen voor een getoetste accountantseenheid ten aanzien van de tijd die naar verwachting wordt besteed aan een gedeeltelijke hertoetsing.

Toelichting bij artikel 16

In het geval een eindoordeel luidt dat het kwaliteitssysteem verbetering behoeft en niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden, dan dient de desbetreffende accountantseenheid een verbeterplan in. Het bestuur stelt vast wanneer het verbeterplan moet worden ingediend en bepaalt ook wanneer het verbeterplan moet zijn uitgevoerd. In het tweede lid van dit artikel is tot uitdrukking gebracht wat er inhoudelijk van een verbeterplan verwacht wordt.

Het verbeterplan moet worden goedgekeurd door het bestuur. Het bestuur kan wel volstaan met een gedeeltelijke goedkeuring van een verbeterplan. Het bestuur geeft dan aan op welke onderdelen het verbeterplan tekortschiet. De beoordeling van het verbeterplan schort niet de termijn op waarbinnen het kwaliteitssysteem moet zijn verbeterd. Door de koppeling tussen de termijn waarbinnen het kwaliteitssysteem moet zijn verbeterd en het moment waarop de hertoetsing plaats zal vinden (artikel 16, derde lid juncto artikel 17, tweede lid), schort de tijd die het bestuur besteedt aan het beoordelen en goedkeuren van het verbeterplan dan ook evenmin de termijn op waarbinnen een hertoetsing plaats zal vinden.

Toelichting bij artikel 17

Met een hertoetsing na afloop van de termijn waarbinnen het kwaliteitssysteem moet zijn aangepast, wordt geverifieerd of het kwaliteitssysteem daadwerkelijk in overeenstemming is gebracht met de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Een hertoetsing vindt plaats na afloop van de termijn waarbinnen het kwaliteitssysteem moet zijn aangepast. Het moment waarop de hertoetsing plaatsvindt is dan ook niet afhankelijk van de wil van de betrokken accountantseenheid.

Toelichting bij artikel 18

Om de kwaliteit van de beroepsuitoefening van accountants te beoordelen, voert de NBA periodiek toetsingen uit van de accountantseenheden waar zij werkzaam zijn. Als het eindoordeel naar aanleiding van een toetsing luidt dat het kwaliteitssysteem verbetering behoeft en in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep, dan vindt een hertoetsing plaats. In de regel vindt de hertoetsing plaats binnen een jaar na het eindoordeel.

 

In de praktijk van deze toetsingen doet zich echter een situatie voor die aanleiding geeft om in die bijzondere situatie af te zien van een hertoetsing. Het gaat hierbij om de situatie waarbij een accountantseenheid is getoetst en alleen de uitvoering van assurance-opdrachten grond heeft opgeleverd voor een eindoordeel in de zin van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen. Dit eindoordeel luidt dat het kwaliteitssysteem verbetering behoeft en op belangrijke onderdelen in opzet of werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

 

Met name voor kleinere accountantseenheden kan een dergelijk oordeel aanleiding zijn om verder af te zien van de uitvoering van assurance-opdrachten en voortaan alleen nog maar aan assurance verwante opdrachten uit te voeren. Als de accountantseenheid dat schriftelijk verklaart, is een hertoetsing niet op zijn plaats. Die verklaring wordt dan gezien als het verbeterplan. De hertoetsing zou immers alleen een verificatie inhouden van de verklaring dat geen assurance-opdrachten meer worden uitgevoerd. In een dergelijke situatie wordt een accountantseenheid weer opgenomen in de reguliere toetsingscyclus (in beginsel eens in de zes jaar). Wel moet uit de jaarlijkse monitoringsvragenlijst ook blijken dat de accountantseenheid geen assurance-opdrachten meer uitvoert.

 

Met artikel 18, wordt verder tot uitdrukking gebracht dat in deze situatie het bestuur in het eindoordeel geen termijn stelt waarbinnen het kwaliteitssysteem dient te worden aangepast en moet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

Toelichting bij artikel 19

Dit artikel bepaalt dat het bestuur aan de hand van een vooraf vastgesteld thema onderzoeken uit kan voeren bij accountantseenheden. In het geval het bestuur besluit tot een themaonderzoek, dient het een aantal zaken vooraf vast te stellen. Zo stelt het bestuur onder andere vast bij welke accountantseenheden een themaonderzoek wordt uitgevoerd. Naar aanleiding van een uitgevoerd themaonderzoek stelt het bestuur een verslag vast. Het bestuur kan over het verslag een mededeling doen. In een dergelijke mededeling worden alleen geanonimiseerde gegevens opgenomen.

Toelichting bij artikel 20

Dit artikel vormt de grondslag voor een (mede) op risico gerichte benadering van de toetsingen. Een accountantseenheid kan op basis van risico-indicatoren aan een nader onderzoek worden onderworpen.

Toelichting bij artikel 21

Signalen uit het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld uit de pers, kunnen aanleiding vormen om nader onderzoek te verrichten naar een individuele accountant of een accountantseenheid. Een signaal uit het maatschappelijk verkeer zal in de regel niet voldoende zijn om een klacht bij de Accountantskamer in te dienen. Een incidentenonderzoek moet uitwijzen of de indiening van een klacht is aangewezen en, zo dat het geval is, daarvoor de grondslag vormen.

Toelichting bij artikel 22

Het onderzoek dat met dit artikel wordt geregeld, is een onderzoek in het geval sprake is van een redelijk vermoeden van niet-naleving van voor accountants geldende beroepsnormen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een onderzoek in het geval sprake is van een vermoeden dat een accountant ten onrechte niet als openbaar accountant is geregistreerd. Een dergelijk onderzoek onderscheidt zich van een incidentenonderzoek zoals dat in deze verordening is genoemd, doordat het hier bedoelde onderzoek een aanleiding kan zijn om een toetsingstraject in te zetten, terwijl een incidentenonderzoek juist is bedoeld om te onderzoeken of er aanleiding kan zijn om een klacht bij de accountantskamer in te dienen.

Toelichting bij artikel 23 en 24

Artikel 23 regelt de gevallen waarin informatie over een accountantsorganisatie wordt verstrekt aan de AFM.

 

Artikel 24 is per 1 januari 2022 vervallen. Dat artikel bepaalde dat indien uit een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek door de NBA informatie blijkt die duidt op een ernstige overtreding van de bij of krachtens de Wta gestelde voorschriften door een accountantsorganisatie, een beleidsbepaler, een medebeleidsbepaler of een externe accountant, de NBA die informatie aan de AFM verstrekt.

Het vervallen van dit artikel wil niet zeggen dat de NBA in dergelijke gevallen de bedoelde informatie niet zal verstrekken aan de AFM. De NBA zal op basis van artikel 25 van de Wet op het accountantsberoep en hetgeen de NBA en de AFM eventueel in een convenant vastleggen, beoordelen of de desbetreffende informatie aan de AFM verstrekt kan worden. Artikel 25 van de Wet op het accountantsberoep bepaalt dat de NBA vertrouwelijke informatie die wordt verkregen bij de uitoefening van de wettelijke taken kan verstrekken aan de AFM als deze informatie voor de AFM nodig is om de taken te vervullen die de AFM zijn gesteld met de Wta of de Wet tuchtrechtspraak accountants.

Toelichting bij artikel 25

Dit artikel bevat in algemene zin de bevoegdheid van het bestuur om aan een accountantseenheid een vrijstelling te verlenen van een toetsing, een hertoetsing of een thematisch onderzoek. Verder bevat dit artikel de grondslag om een verleende vrijstelling eenmalig te verlengen.

Toelichting bij artikel 26

In dit artikel is een verdere uitwerking gegeven aan de vrijstellingsregeling zoals die op toetsingen en hertoetsingen wordt toegepast. Een accountantseenheid kan in omstandigheden verkeren waarbij het niet opportuun is om een toetsing uit te voeren. De omstandigheden die aanleiding kunnen zijn om tijdelijk van een toetsing af te zien, zijn opgenomen in het tweede lid. Een voorbeeld van een omstandigheid die ertoe leidt dat tijdelijk wordt afgezien van een toetsing, is die waarbij er in de opbouwfase van een accountantseenheid nog geen of weinig afgeronde dossiers zijn. In een dergelijke situatie zou een toetsing een onvoldoende representatief beeld opleveren van de werking van het kwaliteitssysteem van een accountantseenheid. In dergelijke gevallen bestaat de mogelijkheid van een tijdelijke vrijstelling. Het gaat er bij deze tijdelijke vrijstelling om, dat het aantal afgeronde opdrachten in de opbouwfase van een accountantseenheid te beperkt is om een representatief beeld te krijgen van het kwaliteitssysteem. Afgezien van de vrijstelling waarop een beroep kan worden gedaan als een accountantseenheid zich in een ‘afbouwfase’ bevindt, kan deze vrijstellingsmogelijkheid dus geen grond vormen voor de verlening van een tijdelijke vrijstelling als sprake is van een kleine accountantseenheid met een beperkt aantal opdrachten. 

Ook kan bijvoorbeeld een tijdelijke vrijstelling worden verleend wanneer het aannemelijk is dat een accountantseenheid binnen afzienbare tijd ophoudt te bestaan. Een tijdelijke vrijstelling wordt verleend voor ten hoogste een jaar.

Toelichting bij artikel 27

In dit artikel is de kern van de nieuwe regeling opgenomen die geldt voor de accreditatie door de NBA van koepelorganisaties. De accreditatie beoogt dubbele toetsingen te voorkomen van accountantseenheden die zijn aangesloten bij een koepelorganisatie. Daarvoor is in de verordening als uitgangspunt opgenomen dat accountantseenheden zijn vrijgesteld van toetsingen zolang zij (tevens) binnen het bereik van toetsingen door een geaccrediteerde koepelorganisatie vallen.

De regeling in dit artikel is aanzienlijk uitgebreid ten opzichte van de regeling zoals die voor de invoering van deze verordening gold.

 

In de eerste plaats is een regeling opgenomen voor het tussentijds beëindigen van de accreditatie (lid 5). De omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor een dergelijke tussentijdse beëindiging zijn (limitatief) opgesomd. In de eerste plaats geldt daarvoor dat de accreditatie kan worden beëindigd als de koepelorganisatie niet langer voldoet aan de eisen die bij of krachtens deze verordening zijn gesteld.

De accreditatie kan ook worden beëindigd als een geaccrediteerde koepelorganisatie op een zodanig negatieve wijze in de publiciteit komt dat voortzetting van de accreditatie in redelijkheid niet langer van de NBA kan worden verlangd of de koepelorganisatie fuseert met een organisatie waaraan niet een accreditatie is verleend.

 

Verder is een regeling opgenomen voor het geval het bestuur besluit om een accreditatie na een langdurige relatie met een geaccrediteerde koepelorganisatie niet opnieuw te verlenen (lid 6). In een dergelijk geval wordt, nadat is besloten de accreditatie niet opnieuw te verlenen, de eerder verleende accreditatie van rechtswege met een jaar verlengd. De achtergrond daarvan is, dat als een accreditatie meerdere keren opnieuw is verlengd, rekening moet worden gehouden met de belangen van een koepelorganisatie. Met de verlenging van rechtswege wordt een termijn geboden waarin een geaccrediteerde koepelorganisatie die niet opnieuw een accreditatie zal verkrijgen, de bedrijfsvoering aan kan passen.

Dit laat overigens onverlet dat de afwijzing van een verzoek tot accreditatie of de beëindiging van een accreditatie moet worden gezien als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen een dergelijk afwijzing kan een belanghebbende dan ook de bestuursrechtelijke rechtsmiddelen van rechtsbescherming aanwenden.

 

Ook is in dit artikel een regeling opgenomen waarin is opgesomd welke categorieën van voorschriften het bestuur aan een accreditatie kan verbinden (lid 7). Deze regeling laat onverlet dat het bestuur ook nog een (uitvoerings)overeenkomst met een geaccrediteerde koepelorganisatie af kan sluiten.

 

Ten slotte is in de leden 8 tot en met 11 vastgelegd welke informatie een geaccrediteerde koepelorganisatie aan het bestuur verstrekt.

Toelichting bij artikel 27a

(Vervallen)

Toelichting bij artikel 28

Dit artikel bepaalt dat de kosten van een accreditatie worden gedragen door de koepelorganisatie. De door te bereken kosten worden vastgelegd in de Verordening op de kosten kwaliteitsbeoordelingen.

Toelichting bij artikel 29

In dit artikel is als uitgangspunt genomen dat de accountantseenheden die lid zijn van, of aangesloten zijn bij een geaccrediteerde koepelorganisatie, zijn vrijgesteld van toetsingen door de NBA.

 

Om te kunnen beoordelen of de door de koepelorganisatie uitgevoerde toetsingen of hertoetsingen gelijkwaardig zijn aan de toetsingen of hertoetsingen zoals die door de NBA worden uitgevoerd, is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om bij een accountantseenheid die lid is van een geaccrediteerde koepelorganisatie een beoordeling uit te voeren van de door de koepelorganisatie uitgevoerde toetsing of hertoetsing. Die beoordeling heeft de vorm van een door de NBA uitgevoerde toetsing, maar dat begrip is in dit lid bewust niet gebruikt. De reden daarvan is, dat de NBA aan een dergelijke beoordeling geen kosten verbindt voor de betrokken accountantseenheid. Uit het gebruik van het begrip ‘toetsing’ zou kunnen worden afgeleid dat er aan de beoordeling wel kosten zijn verbonden.

 

Op de vrijstelling zoals die in het eerste lid is opgenomen, geldt een aantal uitzonderingen.

In de eerste plaats kan het bestuur de vrijstelling buiten toepassing laten als uit een toetsing van een accountantseenheid door een koepelorganisatie blijkt dat het kwaliteitssysteem in opzet of werking niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Het bestuur kan dan beoordelen of het zelf een toetsing uit zal voeren of mogelijk zelfs een tuchtklacht in zal dienen.

Datzelfde geldt voor de situatie waarin uit een hertoetsing van een accountantseenheid door een koepelorganisatie blijkt dat het kwaliteitssysteem in opzet of werking niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden.

Accountantseenheden die zijn aangesloten bij een koepelorganisatie, zijn vrijgesteld van een toetsing zolang het bestuur nog niet heeft beslist op een accreditatieverzoek van die koepelorganisatie (lid 4).

 

Accountantseenheden die een verzoek tot aansluiting bij een al geaccrediteerde koepelorganisatie hebben ingediend, zijn gedurende de behandeling van dat verzoek eveneens vrijgesteld van een toetsing door het bestuur (lid 5). Dat geldt echter niet als aan de accountantseenheid vóór de indiening van dat verzoek op grond van artikel 11, eerste lid al een concrete datum bekend is gemaakt waarop de toetsing plaats zal vinden (lid 7). De vrijstelling is evenmin van toepassing als uit het overleg zoals bedoeld in artikel 27a, tweede lid volgt dat het bestuur van de NBA de meest aangewezen partij is om zo snel mogelijk een toetsing uit te voeren bij de accountantsorganisatie. Het bestuur zal de vrijstelling die in principe geldt tijdens de behandeling van de aanvraag van het lidmaatschap van de koepelorganisatie buiten toepassing kunnen laten. Is de koepelorganisatie de meest geschikte partij om de toetsing uit te voeren, dan geldt de vrijstelling natuurlijk wel (lid 6).

 

In de leden 4 en 5 wordt uitsluitend het begrip ‘toetsing’ gebruikt. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de regelingen niet gelden als een accountantseenheid vóór de bedoelde aanvragen al is aangewezen voor een hertoetsing. De aanwijzing voor een hertoetsing blijkt uit het daaraan voorafgaande eindoordeel. Als er nog geen datum is vastgesteld voor een hertoetsing, kan dus niet gezegd worden dat er geen aanwijzing is geweest voor een hertoetsing.

Toelichting bij artikel 30

Dit artikel regelt de geheimhouding van de gegevens welke zijn verkregen in het kader van een toetsing. Van deze gegevens kan geen ander gebruik worden gemaakt dan is bepaald in deze verordening, tenzij bij wet anders is bepaald.

Toelichting bij artikel 31

Dit artikel bepaalt dat het bestuur beslissingsbevoegd is in geschillen die procedureel van aard zijn.

Toelichting bij artikel 31a

Hierin wordt het overgangsrecht geregeld. Dit is nodig om duidelijkheid te geven over de gevolgen van de invoering van ‘Toetsing op nieuwe leest’.

Toelichting bij artikel 32

Met dit artikel wordt de verordening die eerder betrekking had op de kwaliteitsbeoordelingen ingetrokken.

Toelichting bij artikel 33

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de citeertitel van de verordening.