Algemeen

De toelichting op de Verordening op de Raad voor Geschillen heeft niet de status van regelgeving. Deze toelichting heeft betrekking op de Verordening op de Raad voor Geschillen van 16 december 2013.

De Verordening op de Raad voor Geschillen vervangt de Verordeningen op de Raad voor Geschillen 2012 van NIVRA en NOvAA. Tot de inwerkingtreding van deze verordening bestaat er een gezamenlijke Raad voor Geschillen van NIVRA en NOvAA.

Geschillen kunnen worden ingegeven door onvrede over de kwaliteit van de beroepsuitoefening, onvrede over de wijze waarop men bejegend is, onvrede over een te hoge declaratie en een wens om schadevergoeding.

De accountantskamer is bevoegd om – in eerste instantie – kennis te nemen van klachten die zien op de kwaliteit van de beroepsuitoefening (tuchtrecht). De Klachtencommissie neemt kennis van klachten die zien op de wijze waarop men bejegend is (klachtrecht). De Raad voor Geschillen neemt o.a. kennis van geschillen aangaande declaraties, het vergoeden van schade of het achterhouden van stukken. Partijen hebben uiteraard ook de mogelijkheid om dit soort geschillen aan de civiele rechter voor te leggen.

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting bij artikel 1

De bevoegdheid tot het instellen van een Raad voor Geschillen is gebaseerd op artikel 19, tweede lid onder c, van de Wet op het accountantsberoep.

Toelichting bij artikel 2

In dit artikel wordt de samenstelling van de Raad voor Geschillen geregeld. De benoeming van de leden van de Raad voor Geschillen is voor een periode van vier jaar en geschiedt door het bestuur van de NBA.

Toelichting bij artikel 3

Dit artikel is opgenomen om de objectieve onpartijdigheid (onafhankelijkheid van partijen) te waarborgen. Een lid heeft geen nauwe persoonlijke of zakelijke banden met één of beide partijen of een of meer van de medeleden van de Raad. Hij heeft geen rechtstreeks persoonlijk of zakelijk belang bij de afloop van het geding. In de toelichting bij artikel 11 wordt nader ingegaan op de onpartijdigheid van de Raad voor Geschillen.

Toelichting bij artikel 4

Om te voorkomen dat de in de Raad voor Geschillen opgebouwde kennis en ervaring door het gelijktijdig aftreden van alle leden grotendeels verloren gaat is in artikel 24 bepaald dat voor leden van de Raad voor Geschillen die voor de eerste maal benoemd worden kan worden afgeweken van de normale zittingsduur van vier jaar. In verband met een efficiënte afhandeling van een klacht is bepaald dat indien een lid van de Raad voor Geschillen aftreedt in verband met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd of het verstrijken van zijn benoemingsperiode, dit lid op verzoek van de voorzitter zijn functie kan behouden met betrekking tot die zaken aan welke behandeling hij heeft deelgenomen. Op deze wijze hoeft een zaak niet overgedragen te worden aan een ander lid, hetgeen tijd- en kostenbesparend werkt.

Toelichting bij artikel 5

Dit artikel regelt de toegang tot de Raad voor Geschillen. De (plaatsvervangend) secretaris is – zo nodig – behulpzaam bij het adresseren van het geschil. Dit zal veelal noodzakelijk zijn in gevallen waarbij de accountant bij een ander kantoor in dienst is getreden. De (plaatsvervangend) secretaris kan daartoe inlichtingen inwinnen bij de NBA.

 

Indien een lid van de NBA een geschil aanhangig maakt dan is hij gehouden om zich aan de uitspraak van de Raad voor Geschillen te onderwerpen. Indien een derde de klacht aanhangig maakt dan wordt dit ten aanzien van de AA of RA verondersteld (de derde dient te verklaren dat hij zich onderwerpt aan de uitspraak). De AA of RA kan er echter voor kiezen om het geschil aan de volgens de wet bevoegde rechter voor te leggen.

Toelichting bij artikel 6

Dit artikel ziet op de geheimhouding met betrekking tot geschillen die aanhangig zijn bij de Raad voor Geschillen.

Toelichting bij artikel 7

Dit artikel biedt de Raad de mogelijkheid om nadere informatie/bewijsstukken in te winnen.

Toelichting bij artikel 8

Dit artikel regelt het depot. De hoogte van het depot wordt per geschil vastgesteld aan de hand van een door de voorzitter van de Raad vastgestelde staffel.

 

Indien het geschil de hoogte van een declaratie betreft wordt een afzonderlijk depot van een van de partijen verlangd ter hoogte van het bedrag dat in geschil is. Voor zover eiser de declaratie reeds voldaan heeft, rust de verplichting op de verweerder. Indien de declaratie of een deel daarvan onbetaald is gebleven zal van de eiser verlangd worden dat hij het bedrag in depot stort. Na de uitspraak kan het depot conform het vonnis worden uitbetaald. Indien het afzonderlijke depot niet binnen een maand na het verzoek van de Raad is gestort, wordt het geschil op grond van arbitrage beslecht. Arbitrage heeft als voordeel dat het eenvoudiger is om nakoming van het vonnis te bewerkstelligen (zie de toelichting bij artikelen 24 en 25). Bij het niet nakomen van bindend advies zal een civiele procedure moeten worden aangespannen.

Toelichting bij artikel 9

Dit artikel regelt de vereisten voor het in behandeling nemen van een geschil.

Toelichting bij artikel 10

In de kennisgeving worden partijen in gelegenheid gesteld om eventuele bezwaren tegen de leden van de Raad voor Geschillen kenbaar te maken.

 

Wanneer vaststaat welke leden van de Raad aan de verdere behandeling van het geschil kunnen deelnemen, stelt de voorzitter de Kamer samen, die als Raad voor Geschillen het geschil zal behandelen.

 

Indien de voorzitter van de Raad van oordeel is dat het geschil door vijf in plaats van door drie leden dient te worden behandeld, of indien partijen behandeling door vijf leden verzoeken en de voorzitter dit verzoek voor inwilliging vatbaar acht, wijst hij uit de Raad vijf leden (zichzelf of een plaatsvervangend voorzitter hieronder begrepen) aan die alsdan de Kamer zullen vormen.

Toelichting bij artikel 11

Een fundamenteel beginsel van het procesrecht is dat van onpartijdigheid. Onpartijdigheid wordt ook wel aangeduid als onafhankelijkheid ten opzichte van partijen en vergt objectiviteit, afwezigheid van vooringenomenheid en een zekere afstandelijkheid van de leden bij de behandeling. Ter voorkoming van partijdige geschilbeslechting bestaat er de mogelijkheid tot wraking.

 

Bij een wrakingsverzoek zal de Raad voor Geschillen moeten onderzoeken of sprake is van feiten en omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid bij een lid objectief gerechtvaardigd is (objectieve onpartijdigheid). Anderzijds zal naar de persoonlijke instelling van het betrokken lid ten aanzien van de zaak gekeken moeten worden (subjectieve onpartijdigheid). Benadrukt wordt dat ook de schijn van partijdigheid van het lid moet worden vermeden.

 

Subjectieve onpartijdigheid van de leden wordt verondersteld en het tegendeel moet door de wrakende partij worden bewezen. Van objectieve onpartijdigheid is daarentegen al geen sprake als er schijn van partijdigheid bestaat.

Een wrakingsverzoek dient onderbouwd te worden met feiten of omstandigheden die de partijdigheid van een lid van de Kamer aannemelijk maakt.

Toelichting bij artikel 12

Bij het beoordelen van een verschoningsverzoek zal een overeenkomstige maatstaf worden aangelegd als bij een wrakingsverzoek. Ter illustratie de volgende overwegingen van de Rechtbank ’s-Gravenhage in haar uitspraak van 23 juli 2010 (LJN: BO0834):

“2. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.

3. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.”

Toelichting bij artikel 13

In dit artikel wordt – onder meer – de juridische vertegenwoordiging en -bijstand geregeld. In een aantal gevallen kan een gemachtigde/raadsman worden geweigerd. Te denken is in de eerste plaats aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid. Ook kan gedacht worden aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel onder bedreiging van geweld, verstoren. De Raad mag van zijn bevoegdheid in geen geval gebruik maken om zich van een bekwame en daardoor “lastige” tegenstander te ontdoen. Verwacht mag worden dat de Raad zich van zijn verantwoordelijkheid in dezen terdege bewust zal zijn en slechts in het uiterste geval tot weigering over zal gaan.

Toelichting bij artikel 14

Dit artikel regelt de verplichtingen van AA’s en RA’s die als getuigen zijn opgeroepen.

Toelichting bij artikel 15

Dit artikel regelt de verplichting van partijen te voldoen aan instructies en verzoeken van de Raad.

Toelichting bij artikel 16

Dit artikel regelt de intrekking van een geschil.

Toelichting bij artikel 17

Dit artikel regelt de stemmingen binnen de Kamer.

Toelichting bij artikel 18

In dit artikel is een vereenvoudigde procedure voor geschillen van relatief gering belang opgenomen. De vereenvoudigde afdoening wordt gekenmerkt door het achterwege laten van de behandeling ter zitting. Een dergelijke procedure is efficiënt, kostenbesparend en draagt tevens bij aan een snelle afhandeling van geschillen.

Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is gezocht naar een evenwichtige begrenzing van de procedure. Dit heeft geresulteerd in de bepaling dat indien naar het oordeel van de voorzitter verder onderzoek niet nodig is, de Raad het geschil vereenvoudigd kan afdoen, indien partijen daarmee instemmen.

Toelichting bij artikel 19

De beslissing om een voorlopige voorziening te treffen, loopt op geen enkele wijze vooruit op het uiteindelijke oordeel van de Raad ten aanzien van de zaak zelf. Het verzoek laat het recht van een partij onverlet om de rechter te verzoeken een maatregel ter bewaring van recht te treffen dan wel zich te wenden tot de president van de rechtbank in kort geding.

Toelichting bij artikel 20

Dit artikel regelt de uitspraak in het geschil.

Toelichting bij artikel 21

Dit artikel regelt de kostenveroordeling.

Toelichting bij artikel 22

De uitspraak van de Raad is verbindend voor de betrokken accountant en zijn cliënt. In de praktijk is echter veelal niet de accountant maar de accountantsorganisatie of het accountantskantoor, waarvoor de accountant werkzaam is (of is geweest), de wederpartij bij de overeenkomst van opdracht. Dat heeft tot gevolg dat een accountant bij een te hoog vastgestelde declaratie gehouden is tot terugbetaling terwijl hij de betwiste declaratie nimmer heeft geïnd. Er bestaan civielrechtelijke mogelijkheden om dergelijke vorderingen op de (voormalige) werkgever (accountantsorganisatie/accountantskantoor) te verhalen, maar deze kunnen leiden tot juridische kosten voor de accountant en mogelijk tot een verstoorde relatie met de werkgever. Het is derhalve noodzakelijk om te regelen dat de verplichtingen en vorderingen die voortvloeien uit de uitspraak worden gedragen door de opdrachtnemer.

Toelichting bij artikel 23

Dit artikel regelt een zorgvuldige bewaring van de stukken.

Toelichting bij artikel 24 en 25

In artikel 8, vijfde lid, is geregeld dat het geschil op grond van arbitrage wordt beslist indien het depot niet binnen een maand is gestort. Arbitrage heeft als voordeel dat eenvoudiger een executoriale titel kan worden verkregen. Wordt het vonnis niet nagekomen, dan kan de voorzieningenrechter verzocht worden om verlof tot executie te verlenen. Met een verkregen verlof kan een deurwaarder worden ingeschakeld om het vonnis daadwerkelijk tot uitvoer te brengen.

Toelichting bij artikel 26

Dit artikel regelt de intrekking van de Verordening op de Raad voor Geschillen

Toelichting bij artikel 27

Dit artikel regelt het overgangsrecht.

Toelichting bij artikel 28

Dit artikel regelt een afwijkende benoemingsduur voor de leden van de Raad, zodat niet alle leden gelijktijdig aftreden. Aldus wordt voorkomen dat de in de Raad opgebouwde kennis en ervaring door het gelijktijdig aftreden van alle leden grotendeels verloren gaat.

Toelichting bij artikel 29

Dit artikel regelt de citeertitel van de verordening.

Toelichting bij artikel 30

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.