Toelichting Verordening op de kennistoets
Algemene toelichting
De toelichting op de Verordening op de kennistoets heeft niet de status van regelgeving. Deze toelichting heeft betrekking op de Verordening op de kennistoets van 22 juni 2015.
Algemene toelichting
Met deze verordening wordt voorgesteld de verplichte kennistoets in één regeling vast te leggen. De kennistoets is op 1 januari 2014 ingevoerd als onderdeel van het project ‘Het moet beter’. Het doel van dit project is een substantiële reductie van het aantal controledossiers en kantoren dat niet aan de eisen voldoet. Later is besloten dat de verplichte kennistoets ook wordt ingezet om de vakbekwaamheid – naast de PE-verplichtingen – te borgen door (periodiek) te toetsen of accountants op relevante onderwerpen beschikken over voldoende kennis. Tot op heden is de regeling rond de kennistoets verspreid over twee regelingen opgenomen. De toets zelf is geregeld in de Nadere voorschriften permanente educatie en de doorberekening van de kosten voor de kennistoets is geregeld in de Verordening op de kosten kwaliteitsbeoordelingen.
Op één onderdeel wordt met deze verordening ook een inhoudelijke wijziging beoogd. Het voorstel luidt om niet langer de mogelijkheid te bieden aan organisaties om op basis van zelf ontwikkelde vragen de kennistoets af te nemen. De reden daarvoor is, dat het bestuur meent dat de inspanningen die de NBA zich moet getroosten om de faciliteit in stand te houden (beoordeling van voorgestelde vragen), niet in een redelijke verhouding staan tot hetgeen de faciliteit oplevert. Daarnaast geldt dat, anders dan de NBA eerder veronderstelde, er uit mededingingsrechtelijke overwegingen geen noodzaak is om de faciliteit in stand te houden. De aanleiding om daar nader onderzoek naar te doen, was het arrest van het Hof van Justitie EU in de zaak van de Portugese beroepsorganisatie voor beëdigde boekhouders, Ordem dos TécnicosOficiais de Contas(OTOC)van 28 februari 2013 (zaak C-1/12). In dat arrest vindt het bestuur steun voor de opvatting dat de verplichte kennistoets een uitvloeisel is van één van de wettelijke taken van de NBA (beoordelen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant) en dat daarmee de kennistoets in eigen hand kan worden gehouden zonder daarmee de (Europese) mededingingsregels te schenden.
Artikelsgewijze toelichting
Dit artikel bevat de definities van de gebruikte begrippen.
Dit artikel voorziet in een bevoegdheid tot het verplicht stellen van een kennistoets. De verplichting houdt in dat de kennistoets met goed gevolg moet worden afgelegd.
Het tweede lid geeft het bestuur de ruimte om per kennistoets te bepalen voor welke accountants deze verplicht is. Daarbij kan gedacht worden aan een bepaalde categorie van accountants of aan een selectie die gerelateerd wordt aan de feitelijk door de accountant verrichte werkzaamheden. Met de redactie van het tweede lid wordt tevens tot uitdrukking gebracht dat een kennistoets niet aan een individuele accountant verplicht wordt gesteld, maar slechts aan een groep van accountants met een gemeenschappelijk kenmerk.
Een accountant kan de verplichte kennistoets afleggen bij de NBA. De NBA zal daarvoor zelf een database met vragen samenstellen, toetsen opstellen en faciliteiten beschikbaar stellen voor de afname van de toets.
Met het eerste lid is voorzien in de mogelijkheid dat de toets wordt afgelegd bij een organisatie die daartoe door het bestuur van de NBA is aangewezen. Op grond van het vierde lid kunnen aan die aanwijzing verschillende voorwaarden worden verbonden.
Met het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat een organisatie een aanwijzing aanvraagt om de toets af te nemen met behulp van de database van vragen (en antwoorden) zoals die door de NBA is ontwikkeld. Aan die organisatie brengt de NBA een bedrag in rekening per afgenomen examen. Het in rekening te brengen bedrag geldt als tegenprestatie voor de kosten die zijn gemoeid met de ontwikkeling van de database van vragen door de NBA. Over deze kosten maakt de NBA op grond van het derde lid in het kader van de aanwijzingsprocedure afspraken met de aangewezen organisatie.
De regeling rond de kennistoets zoals die nu nog is opgenomen in de Nadere voorschriften permanente educatie, biedt de mogelijkheid dat een organisatie ervoor kiest om zelf de toets te ontwikkelen. Zoals hiervoor in de algemene toelichting is aangegeven, vervalt die mogelijkheid met de inwerkingtreding van deze verordening.
In dit artikel is de sanctiebepaling geregeld. Een klacht kan worden ingediend bij de accountantskamer wanneer niet is voldaan aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 2 van deze verordening. Voordat de klacht wordt ingediend, wordt de accountant in de gelegenheid gesteld alsnog aan zijn verplichting met betrekking tot de kennistoets te voldoen.
Dit artikel vormt de grondslag om de kosten van een verplicht gestelde kennistoets door te berekenen aan de accountant welke de kennistoets aflegt door middel van de door de NBA aangeboden toets. Een accountant hoeft de kennistoets echter niet af te leggen door middel van een door de NBA aangeboden toets. De accountant kan ervoor kiezen de toets bij een (door de NBA) daartoe aangewezen instelling af te leggen. In dat geval brengt de NBA vanzelfsprekend geen tarief aan de accountant in rekening.
Het tarief dat voor de afname van een verplicht gestelde kennistoets door de NBA in rekening wordt gebracht, wordt gevormd door de totale kosten die de NBA in verband met de kennistoets out of pocket maakt, afgezet tegen de populatie die een kennistoets verplicht moet afleggen. Tot de totale kosten die de NBA maakt, behoren de kosten die de NBA maakt voor de betrokkenheid van het CITO, de kosten verbonden aan de ontwikkeling van de vragen en de kosten verbonden aan het beheer van de kennistoets. In het tarief is tevens een vergoeding begrepen voor het gebruik van een learning management systeem (LMS) voor het afnemen van de kennistoets.
Het derde lid vormt de grondslag om voor de afname van een kennistoets door de NBA in een ‘beveiligde omgeving’ een ander tarief in rekening te brengen. Het bestuur kan in uitzonderlijke situaties besluiten dat de kennistoets in zo’n beveiligde omgeving moet worden afgelegd, als het voor een specifieke kennistoets niet wenselijk wordt geacht dat accountants overleg voeren over de vragen of naslagwerken raadplegen. Met een beveiligde omgeving heeft het bestuur het oog op een omgeving waarin bijvoorbeeld de identiteit wordt gecontroleerd van de accountant die de kennistoets aflegt en er wordt gesurveilleerd gedurende de tijd waarin de kennistoets wordt afgenomen. Dit laatste bijvoorbeeld om te voorkomen dat degenen die de kennistoets afleggen, overleg voeren over de beantwoording van de vragen. De extra kosten die daaraan zijn verbonden, worden in rekening gebracht aan de accountant die de kennistoets in die omgeving aflegt. De extra kosten bestaan uit de kosten die verbonden zijn aan het ter beschikking stellen van een ‘examenomgeving’ en de aanmeldfaciliteit.
Dit artikel is ingevoerd met de vaststelling van de Verordening op de automatische aanpassing van tarieven (Staatscourant 2019, 41050). Met dit artikel wordt een systeem ingevoerd waarbij de tarieven in deze verordening, jaarlijks automatisch worden aangepast op basis van de raming van de ontwikkeling van de geharmoniseerde consumentenprijsindex zoals die blijkt uit de publicaties van het Centraal Planbureau (CPB).
Hiermee is niet gezegd dat de automatische aanpassing niet kan worden herzien. Maar omdat het systeem nu wordt vastgelegd in een door de ledenvergadering vastgestelde verordening, vereist een afwijking van de automatische aanpassing een (tijdelijke) wijziging van de verordening. Wel is het zo dat als de daadwerkelijke ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals die blijkt uit de publicaties van het CPB, afwijkt van de geraamde ontwikkeling, dat in principe niet tot een verdere actie door het bestuur leidt.
De tarieven die op dit moment gelden, vormen bij dit voorstel het startpunt. De tarieven in de jaren na 2020 worden aangepast met toepassing van de geraamde ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor het desbetreffende jaar met als basis de tarieven zoals die in het voorafgaande jaar met toepassing van de voorgestelde systematiek zijn vastgesteld.
Het CPB publiceert gedurende een jaar meerdere ramingen of verkenningen. De ledenvergadering heeft voor de toepassing van de automatische aanpassing van de tarieven de keuze gemaakt voor de raming van de ontwikkeling van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (door het CPB afgekort tot ‘hicp’) zoals die blijkt uit de laatst bekende publicatie van het CPB op 1 april van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de aanpassing van de tarieven geldt. Het bestuur verwacht dat dit in de regel de kortetermijnraming zal zijn die het CPB per kwartaal publiceert. Uit de tabel ‘Kerngegevens voor Nederland 2015- 2020’ zoals die is opgenomen in de laatst bekende publicatie van het CPB (Centraal Economisch Plan 2019, gepubliceerd op 21 maart 2019) blijkt een raming van de ontwikkeling van de geharmoniseerde consumentenprijsindex voor 2020 van 1,4%.
In de bepalingen waarin de automatische aanpassing is geregeld, wordt in het vierde lid bepaald dat het bestuur zo spoedig mogelijk na 1 april van enig jaar de tarieven voor het volgende jaar bekend maakt samen met de publicatie van het CPB die aan de nieuwe tarieven ten grondslag ligt. Dat is nodig omdat de leden van de NBA na vaststelling van de Verordening op de automatische aanpassing van tarieven niet meer uit de vergaderstukken voor de bijeenkomst van de ledenvergadering of de Staatscourant kennis kunnen nemen van de tarieven die voor het daaropvolgende jaar gelden.
Het bestuur van de NBA streeft ernaar om als inwerkingtredingsdatum van een verordening 1 januari van een kalenderjaar voor te stellen. Voor deze verordening wordt een eerdere inwerkingtredingsdatum voorgesteld. Dat heeft tot doel om de regeling waarbij een organisatie op basis van eigen vragen nog een verplichte kennistoets af kan nemen, niet langer dan noodzakelijk in stand te houden. Dit artikel bevat tevens de citeertitel van deze verordening.